Alleen type AWO(-M)-E-AC 201.A: Koudecircuit aansluiten
Dauwpuntsensor
Voor oppervlaktekoelsystemen (bijv. vloerverwar-
mingscircuit, koelplafond) is een dauwpuntschakelaar
(accessoire) vereist.
Elektrisch aansluiten
Elektrische aansluitingen voorbereiden
Kabels
■
Kabellengtes en kabeldoorsnede: zie volgende tabel-
len.
■
Voor accessoires:
Kabels met telkens het benodigde aantal aders voor
externe aansluitingen.
De door de installateur te voorziene verdeeldoos
voorbereiden.
Opmerking
Om de regelingsplaat in de servicepositie te kunnen
brengen (zie pagina 82), moeten alle aansluitingen
op de regelingsplaat (zie pagina 36) met flexibele
kabels worden uitgevoerd.
Gevaar
Beschadigde isolatie van leidingen kunnen tot
gevaarlijk letsel door elektrische stroom en tot
schade aan het toestel leiden.
Kabels zo leggen dat de leidingen niet tegen
sterk warmtegeleidende, vibrerende of scherpe
onderdelen liggen.
Eisen aan dauwpuntschakelaar:
Elektrische aansluiting, afhankelijk van het type van
■
de dauwpuntsensor:
–
24 V (geadviseerd):
Aansluiting aan F11 op de regelaar- en sensor-
printplaat
230 V~, 0,5 A:
–
Aansluiting op X3.8/3.9 op de kroonsteentjes
■
Montage in de te koelen ruimte aan de koelwatertoe-
voer (eventueel warmte-isolatie verwijderen).
■
Wanneer er meerdere ruimtes met verschillende
luchtvochtigheid in het koelcircuit zijn opgenomen,
moeten meerdere dauwpuntsensoren gemonteerd
en in serie worden aangesloten:
Schakelcontacten als verbreekcontact uitvoeren.
Gevaar
Ondeskundig uitgevoerde bedradingen kunnen
tot gevaarlijk letsel door elektrische stroom en
tot schade aan het toestel leiden.
Door de volgende maatregelen vermijden dat de
aders tegen de ernaast liggende spanningvoe-
rende delen aankomen:
■
Laagspanningskabels < 42 V en kabels
42 V/230 V~/400 V~ gescheiden van elkaar
>
leggen en met kabelbinders bevestigen.
Kabels vlak vóór de aansluitklemmen zo kort
■
mogelijk afstrippen. Leidingen dicht tegen de
bijbehorende klemmen bundelen.
■
Als twee componenten op een gemeenschap-
pelijke klem worden aangesloten, moeten
beide aders samen in één adereindhuls wor-
den geperst.
Montageverloop
31