Montageverloop
Buitenunit monteren
Transport
!
Opgelet
Schokken, druk- en trekbelasting kunnen leiden
tot schade aan de buitenwanden van het toestel.
Bovenzijde toestel, voorkant en zijwanden niet
belasten.
Montage-instructies
Montagetypen
■
Vloermontage met leidingdoorvoering boven grond-
niveau
■
Vloermontage met leidingdoorvoering onder grondni-
veau
Wandmontage
■
■
Montage op platte daken
Vloermontage
Consoles voor vloermontage (accessoires) gebrui-
■
ken.
Voor de bevestiging van de console vloerankers met
trekkracht van minstens 2,5 kN gebruiken.
■
Als de consoles niet gebruikt kunnen worden, de bui-
tenunit vrijstaand op stevige, ter plaatse ter beschik-
king te stellen ondergrond met een hoogte van
minimaal 100 mm monteren.
Bij moeilijke klimatologische omstandigheden (vorst,
■
sneeuw, vocht) adviseren wij het toestel op een ca.
300 mm hoge sokkel te monteren.
■
Rekening houden met het gewicht van de buitenunit:
zie "Technische gegevens".
Wandmontage
■
Consoleset voor wandmontage (accessoire) gebrui-
ken.
■
De wand moet aan de statische vereisten voldoen.
Geschikt bevestigingsmateriaal gebruiken, afhanke-
lijk van de wandopbouw.
Montage op platte daken
Bij de montage op een plat dak o. a. bijkomend vol-
gende planmatige maatregelen in acht nemen:
Opmerking
Door de hogere statische belastingen (dak-/windbelas-
ting) en de hogere geluidseisen bij montage op platte
daken moet een beroep gedaan worden op vakplan-
ners voor de statica en geluidsconcepten.
14
!
Opgelet
Sterke inclinatie van de compressor in de bui-
tenunit leidt tot schade aan het toestel doordat
smeermiddel in het koelcircuit kan terechtko-
men.
Maximale kantelhoek: 45° voor ca. 4 min,
anders 30°
Montageplaats:
■
Buitenunit op een plat dak niet onmiddellijk naast of
boven woon- of slaapruimtes opstellen. Opstelling
voor vensters vermijden.
■
Door de hogere montagepositie bij de platdakmon-
tage verspreiden de bedrijfsgeluiden van de buiten-
unit sterker dan bij de montage op de vloer. Dakop-
pervlakken zijn normaliter geluidsharder dan bodem-
oppervlakken.
Om geluidslast te vermijden, buitenunit met vol-
doende afstand tot naburige gebouwen monteren.
Eventueel geschikte maatregelen voor geluidsver-
mindering voorzien. Geluidsreflectie op de gebouw-
oppervlakken bij het nakomen van de geluidsver-
spreiding in acht nemen: zie planningsaanwijzing.
■
Controleren of de bouwhoogte van de buitenunit de
toegest. Gebouwhoogte niet overschreden wordt,
bijv. conform bebouwingsplan.
Voor service en onderhoud eenvoudige toegang tot
■
de buitenunit het hele jaar door mogelijk maken. Vol-
doende onderhoudsvlakken voorzien.
Geschikte bescherminrichtingen monteren, bijv.
ankerpunten.
Subconstructie:
We adviseren de montage van de warmtepomp op
■
gewapend beton.
■
Montage op platte daken met een laag oppervlakte-
gewicht (bijv. daken van houten spanten of trape-
ziumvormige platen) is niet toegelaten.
■
Bij de statica en de bevestiging moet met de hogere
dak- en windbelasting rekening gehouden worden.
Bij montage van de warmtepomp op plat dak kunnen
■
afhankelijk van de windlastzone en de gebouw-
hoogte aanzienlijke windlasten optreden. We advise-
ren de subconstructie van een vakplanner conform
DIN 1991-1-4 te laten dimensioneren.