1 volledig geplaatste kaart 2 niet volledig geplaatste kaart
3 beugel binnen de sleuf
4 beugel buiten de sleuf
10. Controleer, voordat u het kaartvergrendelingsmechanisme laat zakken, of:
de bovenkant van alle kaarten en beugels zich op één lijn bevinden met de uitlijningsstreep;
l
de inkeping boven in de kaart of beugel om de kaartgeleider past.
l
11. Vergrendel de kaart(en) door het vergrendelingsmechanisme te sluiten en op zijn plaats te klikken.
LET OP:
Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid, kunnen er voor zorgen dat de
computerkap niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
12. Sluit alle kabels aan die met de kaart verbonden moeten zijn.
Raadpleeg de kaartdocumentatie voor informatie over de kabelaansluitingen van de kaart.
13. Plaats de computerkap terug (zie
14. Ga als volgt te werk als u een geluidskaart hebt geplaatst:
a. Start het System Setup-programma, selecteer System Configuration (Systeemconfiguratie)® Miscellaneous Devices (Diverse apparaten) en
wijziging de instelling van Audio in Disabled (Uitgeschakeld) (zie
b. Sluit externe audioapparaten aan op de connectoren van de geluidskaart. Sluit geen externe apparaten aan op de geïntegreerde microfoon-,
luidspreker/koptelefoon- of line-inconnectoren op het achterpaneel van de computer.
LET OP:
Als u de geïntegreerde netwerkadapter uitschakelt, beschikt u niet over AMT-functies (Active Management Technology).
15. Ga als volgt te werk als u een netwerkadapterkaart hebt geplaatst en de geïntegreerde netwerkadapter wilt uitschakelen:
a. Start het System Setup-programma, selecteer System Configuration (Systeemconfiguratie)® Integrated NIC (Geïntegreerde netwerkadapter)
en wijziging de instelling in Disabled (Uitgeschakeld) (zie
LET OP:
Als u een netwerkkabel wilt aansluiten, sluit u de kabel eerst aan op de netwerkaansluiting of het netwerkapparaat en sluit u de kabel
vervolgens aan op de computer.
b. Sluit de netwerkkabel aan op de connectoren van de netwerkadapterkaart. Sluit de netwerkkabel niet aan op de geïntegreerde
netwerkconnector op het achterpaneel van de computer.
16. Installeer de benodigde stuurprogramma's voor de kaart zoals beschreven in de kaartdocumentatie.
Een PCI- of PCI Express-kaart verwijderen
1. Volg de procedures in
Aan de computer
2. Verwijder de computerkap (zie
3. Duw het ontgrendellipje op het vergrendelingsmechanisme van de kaart voorzichtig naar buiten en kantel het vergrendelingsmechanisme open. Het
vergrendelingsmechanisme blijft geopend.
De computerkap
terugplaatsen), sluit de computer en de apparatuur weer aan op de netvoeding, en schakel deze in.
Het System Setup-programma
werken.
De computerkap
verwijderen).
Het System Setup-programma
openen).
openen).