General (Algemeen)
System Board De volgende informatie over het moederbord wordt weergegeven:
System information (Systeeminformatie): BIOS Info (BIOS-informatie), System Info (Systeeminformatie) en Service Tag
l
(Serviceplaatje).
Memory information (Geheugeninformatie): Installed Memory (Geïnstalleerd geheugen), Usable Memory (Bruikbaar geheugen),
l
Memory Speed (Geheugensnelheid), Memory Channel Mode (Geheugenkanaalmodus) en Memory Technology
(Geheugentechnologie).
Processor information (Processorinformatie): Processor Type (Processortype), Processor Speed (Processorsnelheid), Processor Bus
l
Speed (Processorbussnelheid), Processor L2 cache, Processor ID.
PCI information (PCI-informatie): de beschikbare sleuven op het moederbord.
l
De systeemdatum en -tijd. Wijzigingen van de systeemdatum en -tijd worden direct uitgevoerd.
Date/Time
Bootsequence De volgorde waarin de computer naar een besturingssysteem zoekt op de apparaten die zijn opgegeven in de lijst.
Drives (Schijven en stations)
Het diskettestation dat op de FLOPPY-connector op het moederbord is aangesloten, kan als volgt worden opgegeven en
Diskette drive
gedefinieerd:
Disable (Uitschakelen)
l
USB
l
Internal (Intern, standaardinstelling)
l
Read Only (Alleen lezen)
l
De werking van de geïntegreerde vaste-schijfcontroller kan als volgt worden geconfigureerd:
SATA Operation
AHCI (standaardinstelling)
l
ATA
l
Legacy
l
Hiermee schakelt u het rapporteren van fouten van geïntegreerde schijven en stations tijdens het opstarten van de computer in of
S.M.A.R.T.
uit.
Reporting
Deze optie is standaard uitgeschakeld.
Hiermee schakelt u de SATA- of ATA-schijven en -stations die op het moederbord zijn aangesloten, in of uit.
Drives
System Configuration (Systeemconfiguratie)
Hiermee schakelt u de geïntegreerde netwerkkaart in of uit. U kunt de geïntegreerde netwerkkaart als volgt instellen:
Integrated NIC
Enable (Inschakelen, standaardinstelling)
l
Disable (Uitschakelen)
l
Enable with PXE (Inschakelen met PXE)
l
Enable with ImageServer (Inschakelen met ImageServer)
l
Hiermee schakelt u de geïntegreerde USB-controller in of uit. U kunt de USB-controller als volgt instellen:
USB Controller
Enable (Inschakelen, standaardinstelling)
l
Disable (Uitschakelen)
l
No boot (Niet opstarten)
l
Hier worden de instellingen van de parallelle poort opgegeven en gedefinieerd. U kunt de parallelle poort als volgt instellen:
Parallel Port
Disable (Uitschakelen)
l
AT
l
PS/2 (standaardinstelling)
l
EPP
l
ECP No DMA
l
ECP DMA 1
l
ECP DMA 3
l
Hiermee stelt u het basis-I/O-adres in van de geïntegreerde parallelle poort.
Parallel Port
Address
Hier worden de instellingen van de seriële poort opgegeven en gedefinieerd. U kunt de seriële poort als volgt instellen:
Serial Port #1
Disable (Uitschakelen)
l
Auto (Automatisch, standaardinstelling)
l
COM1
l
COM3
l
N.B.:
Met Auto, de standaardinstelling, wordt een connector automatisch geconfigureerd met een bepaalde toewijzing (COM1 of
COM3).
Hiermee schakelt u de volgende apparaten op het moederbord in of uit.
Miscellaneous
Devices
Front USB (USB voorzijde)
l
Rear Dual USB (Dubbele USB achterzijde)
l
Rear Quad USB (Viertal USB's achterzijde)
l
PCI slots (PCI-sleuven)
l