5. Verwijder eerst de bestaande kaart uit de computer als u een kaart vervangt (zie
6. Maak de kaart klaar voor installatie.
N.B.:
Raadpleeg de documentatie die bij de kaart werd geleverd voor informatie over de configuratie van de kaart, interne aansluitingen, of
andere aanpassingen voor uw computer.
1 ontgrendellipje op vergrendelingsmechanisme kaart
3 kaartrandconnector
WAARSCHUWING:
Sommige netwerkadapters starten de computer automatisch op wanneer ze zijn verbonden met een netwerk. Haal de stekker
van de computer uit het stopcontact voordat u een kaart installeert om u te beschermen tegen elektrische schokken.
7. Als u een PCI Express x16-kaart plaatst, moet u zorgen dat de ontgrendeling van het bevestigingslipje zich niet boven de kaartconnector bevindt terwijl
u de nieuwe kaart in de connectorsleuf plaatst.
8. Plaats de kaart in de connector en druk deze stevig aan. Gebruik de volgende afbeelding als leidraad en zorg dat de kaart volledig in de sleuf is
geplaatst.
1 volledig geplaatste kaart 2 niet volledig geplaatste kaart
3 beugel binnen de sleuf
4 beugel buiten de sleuf
N.B.:
Als u een PCI Express x16-kaart plaatst, moet u ervoor zorgen dat het bevestigingslipje op de ontgrendeling van de connector in de
inkeping aan de voorzijde van de kaart past.
9. Draai het ontgrendellipje voorzichtig naar beneden om de kaartvergrendeling op zijn plaats te zetten en de kaarten te vergrendelen.
LET OP:
Geleid geen kabels van kaarten over of achter de kaarten. Kabels die over de kaarten zijn geleid, kunnen er voor zorgen dat de
computerkap niet goed sluit of dat er schade aan de apparatuur ontstaat.
10. Sluit alle kabels aan die met de kaart verbonden moeten zijn.
Een PCI-kaart
2 kaart
4 kaartconnector
verwijderen).