5.6.3.1
Programma (P
In de handmatige bedieningsmodus van het programma P0 kan de gebruiker de werkpuntinstelling op
traditionele wijze via de parameterinstellingen op de apparaatbesturing uitvoeren. Het actieve programma
wordt in het hoofdmenu van de apparaatweergave in het weergavebereik voor procesparameters met de
letter "P" en het desbetreffende programmanummer aangegeven.
Voor verschillende soorten laswerk of posities bij een werkstuk zijn verschillende lasvermogens
(werkpunten) resp. parameterinstellingen nodig. Deze instellingen kunnen tot 15 programma's (P1 t/m
P15) worden opgeslagen en indien nodig op de apparaatbesturing of een geschikte accessoirecompo-
nent (bijv. lastoorts) worden opgeroepen.
Bij de compacte apparaatsystemen worden de lasparameters van programma 0 (P0) op de apparaatbe-
sturing van het draadaanvoerapparaat (af fabriek) gewijzigd. Moeten u de parameters op de apparaatbe-
sturing Expert 2.0 worden gewijzigd, moet de parameter "P0 van Expert 2.0 wijzigbaar op "Ja" worden in-
gesteld > zie hoofdstuk 5.4.6.
Lasparameter voor programma 1-15 kunnen op alle op het systeem aangesloten besturingen worden
gewijzigd.
Bij ieder programma worden de volgende parameters en waarden opgeslagen:
•
Draadtoevoersnelheid en spanningscorrectie (lasvermogen)
•
Bedrijfsmodus lassoort, dynamiek en instelling superPuls
Wijzigingen van de parameterinstellingen worden zonder verdere controle vraag in het geselecteerde
programma opgeslagen.
Selecteren
099-00L100-EW505
4.7.2019
1-15)
A
Bediening van de apparaatbesturing
Afbeelding 5-16
Lasopdrachtenbeheer (Menu)
39