10.5.6 Reinigings- en controlewerkzaamheden
afsluiten
1.
Bouw de compacte thermomodule in.
(→ Hoofdstuk 10.4.2)
2.
Klap de schakelkast naar boven.
3.
Open alle onderhoudskranen en de gaskraan als dat
nog niet gebeurd is.
4.
Controleer het product op dichtheid.
(→ Hoofdstuk 7.15)
5.
Monteer de voormantel. (→ Hoofdstuk 7.10.3)
6.
Monteer eventueel het voorpaneel onder het display.
7.
Installeer eventueel de module onder het product (→
installatiehandleiding module).
8.
Breng de stroomvoorziening tot stand als dat nog niet
gebeurd is.
9.
Schakel het product opnieuw in als dat nog niet ge-
beurd is.
10.6
Product leegmaken
1.
Stel het product tijdelijk buiten bedrijf.
(→ Hoofdstuk 12.1)
2.
Sluit de onderhoudskranen van het product.
3.
Sluit de gaskraan.
4.
Neem het product in gebruik.
5.
Start het testprogramma P.008. (→ Hoofdstuk 6.4)
6.
Open de aftapkleppen.
◁
Product (CV circuit) wordt geleegd.
7.
Sluit de aftapventielen.
8.
Stel het product tijdelijk buiten bedrijf.
(→ Hoofdstuk 12.1)
10.7
Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden
afsluiten
▶
Controleer de gasaansluitdruk/gasstroomdruk.
(→ Hoofdstuk 7.10.2)
▶
Controleer het CO₂- en O₂-gehalte. (→ Hoofdstuk 7.10.4)
▶
Controleer het product op dichtheid. (→ Hoofdstuk 7.15)
▶
Stel evt. het onderhoudsinterval opnieuw in.
(→ Hoofdstuk 10.2.1)
▶
Noteer inspectie/onderhoud.
32
11 Verhelpen van storingen
11.1
Gegevensoverzicht controleren
Navigeer naar MENU → INSTELLINGEN→ Installa-
1.
teursniveau → Gegevensoverzicht.
2.
Lees de noodbedrijf- en foutgeschiedenis uit
om vast te stellen of een storing aanwezig is.
(→ Hoofdstuk 11.3.2.1)
11.2
Servicemeldingen
Als een ingesteld onderhoudsinterval verstreken is of als
een servicemelding voorhanden is, dan verschijnt
display. Het product bevindt zich niet in de foutmodus.
Wanneer meerdere servicemeldingen tegelijkertijd optreden,
worden deze op het display weergegeven. Elke servicemel-
ding moet worden bevestigd.
Onderhoudscodes (→ Bijlage I)
11.3
Foutmeldingen
Wanneer meerdere fouten tegelijkertijd optreden, dan toont
het display de fouten. Elke fout moet worden bevestigd.
11.3.1 Fouten verhelpen
▶
Verhelp de storingen (foutmeldingen/storingscodes) na
controle van de maatregelen.
Foutcodes (→ Bijlage F)
▶
Druk op de resettoets, om het product weer in bedrijf te
nemen.
–
Maximaal aantal herhalingen: 3
▶
Als u de storing niet kunt verhelpen en de storing ook na
de resetpogingen opnieuw optreedt, neem dan contact
op met het serviceteam.
11.3.2 Fouthistorie/noodbedrijfgeschiedenis
Als er fouten opgetreden zijn, dan staan max. de 10 laatste
foutmeldingen in de foutgeschiedenis/ noodbedrijfgeschiede-
nis ter beschikking.
11.3.2.1 Foutgeschiedenis/noodbedrijfgeschiedenis
opvragen/verwijderen
1.
Roep het installateurniveau op. (→ Hoofdstuk 6.2)
2.
Navigeer naar het menu Fouthistorie / Noodbedrijf-
historie.
◁
Op het display wordt het aantal opgetreden fouten,
het foutnummer en de bijbehorende tekst weerge-
geven.
3.
Kies met de schuifbalk de gewenste foutmelding.
4.
Om de foutgeschiedenis/ noodbedrijfgeschiede-
nis te wissen stelt u de diagnosecode D.094 in.
(→ Hoofdstuk 6.3)
5.
Verlaat het installateurniveau. (→ Hoofdstuk 6.2.1)
Installatie- en onderhoudshandleiding 0020282268_05
op het