7.9
Condenswatersifon vullen
1.
Maak indien nodig de borgring (5) los.
2.
Los het onderste sifondeel (3) van het bovenste sifon-
deel (1).
3.
Verwijder de vlotter (2).
4.
Vul het onderste deel tot een vulhoogte van 10 mm
onder de condensafvoerleiding (4) met water.
5.
Plaats de vlotter opnieuw.
6.
Bevestig het onderste sifondeel aan het bovenste si-
fondeel.
7.
Wanneer het condenswatersifon met een borgring
wordt bevestigd, bevestig dan de borgring.
0020282268_05 Installatie- en onderhoudshandleiding
1
2
4
3
1
2
3
4
5
7.10
Gasinstellingen controleren
7.10.1 Gasinstelling af fabriek controleren
▶
Controleer de gegevens over het gastype op het type-
plaatje en vergelijk deze met het aan de installatieplaats
beschikbare gastype.
Resultaat 1:
De uitvoering van het product komt niet overeen met de
plaatselijke gasgroep.
▶
Neem het product niet in gebruik.
▶
Neem contact op met het serviceteam.
Resultaat 2:
De uitvoering van het product komt overeen met de
plaatselijke gasgroep.
▶
Controleer de gasaansluitdruk/gasstroomdruk.
(→ Hoofdstuk 7.10.2)
▶
Controleer het CO₂- en O₂-gehalte.
(→ Hoofdstuk 7.10.4)
7.10.2 Gasaansluitdruk/gasstroomdruk
controleren
1.
Stel het product tijdelijk buiten bedrijf.
(→ Hoofdstuk 12.1)
2.
Klap de schakelkast naar onderen.
2
1
3.
Draai de controleschroef los (1).
–
Linkse omwentelingen: 2
4.
Sluit een manometer op de meetnippel (2) aan.
–
Werkmateriaal: U-manometer
–
Werkmateriaal: Digitale manometer
5.
Klap de schakelkast naar boven.
6.
Open de gaskraan.
7.
Neem het product in gebruik.
8.
Meet de gasaansluitdruk/gasstroomdruk ten opzichte
van de atmosferische druk.
Toegestane gasstroomdruk
Neder-
Aardgas
land
–
Gasaansluitdruk: zonder behulp van P.001
–
Gasstroomdruk: met behulp van P.001
(→ Hoofdstuk 6.4)
Resultaat 1:
Gasaansluitdruk/gasstroomdruk in het toegestane be-
reik
▶
Stel het product tijdelijk buiten bedrijf.
(→ Hoofdstuk 12.1)
▶
Klap de schakelkast naar onderen.
K
1,7 ... 3,0 kPa
(17,0
... 30,0 mbar)
21