180
Verzorging van de auto
Velgen en banden
Wielen en banden
Conditie van banden en velgen
Zo langzaam mogelijk en onder een
rechte hoek over obstakels. Het rijden
over scherpe randen kan schade aan
banden en velgen tot gevolg hebben.
Banden niet tegen de stoeprand
klemmen.
De wielen regelmatig op beschadi‐
ging controleren. Bij beschadigingen
of abnormale slijtage de hulp van een
werkplaats inroepen.
Winterbanden
Winterbanden verhogen de veiligheid
bij temperaturen onder 7 °C en moe‐
ten daarom op alle wielen worden ge‐
monteerd.
De sticker met de maximumsnelheid
in overeenstemming met de geldende
wetgeving in uw land in het gezichts‐
veld van de bestuurder aanbrengen.
Aanduidingen op banden
Bijv. 215/60 R 16 95 H
215 = Bandbreedte in mm
60
= Hoogte-breedteverhouding
(bandhoogte t.o.v. band‐
breedte) in %
R
= Type koordlagen: Radiaal
RF = Type: RunFlat
16
= Velgdiameter in inches
95
= Kengetal voor draagvermo‐
gen, 95 komt bijv. overeen
met 690 kg
H
= Kenletter voor snelheid
Kenletter voor snelheid:
Q = maximaal 160 km/u
S = maximaal 180 km/u
T = maximaal 190 km/u
H = maximaal 210 km/u
V = maximaal 240 km/u
W = maximaal 270 km/u
Bandenspanning
De bandenspanning minstens om de
14 dagen en vóór elke lange rit bij
koude banden controleren. Het reser‐
vewiel niet vergeten. Dit geldt ook
voor auto's met een bandenspan‐
ningscontrolesysteem.
Draai het ventieldopje los.
Bandenspanning 3 210 en op het la‐
bel in de portieropening linksvoor.
De voorgeschreven bandenspanning
geldt bij koude banden. De waarde
geldt voor zowel zomer- als winter‐
banden.
Reservewiel altijd oppompen tot de
bandenspanning bij maximale bela‐
ding.