Leeslampen
Worden bediend met de toetsen s en
t in de voorste en achterste interi‐
eurverlichting.
Verlichting zonneklep
Brandt wanneer u het klepje opent.
Verlichtingsfuncties
Verlichting middenconsole
De spot in de interieurverlichting gaat
aan wanneer de koplampen worden
ingeschakeld.
Instapverlichting
Welkomstverlichting
De volgende verlichting wordt korte
tijd ingeschakeld door de auto te ont‐
grendelen met de handzender:
■ koplampen,
■ achterlichten,
■ achteruitrijlichten,
■ kentekenplaatverlichting,
■ Instrumentenverlichting,
■ binnenverlichting,
■ portier- en consolelichten,
■ grondverlichting.
Sommige functies werken alleen
wanneer als het donker is en helpen
u om de auto te lokaliseren.
Verlichting
De verlichting wordt meteen uitge‐
schakeld zodra u de contactsleutel in
stand 1 3 122 draait.
U kunt deze functie in- of uitschakelen
in het menu Instellingen op het
Info-display. Persoonlijke instellingen
3 94.
U kunt de instellingen opslaan voor
de gebruikte sleutel 3 22.
De volgende verlichting gaat ook
branden wanneer u het bestuurders‐
portier opent:
■ alle schakelaars,
■ Bestuurdersinformatiecentrum,
■ portiervakverlichting,
■ consoleverlichting.
Uitstapverlichting
De volgende verlichting gaat branden
wanneer u de sleutel uit het contact‐
slot haalt:
■ Interieurverlichting
■ Instrumentenverlichting (alleen
wanneer het buiten donker is)
111