Menu Ingangen
Met „TYPE" Impuls en „MEETGRH." Impuls beschikken ingangen 15 en 16 ook over een „DELER".
Deze geeft aan, hoeveel impulsen er bij de ingang binnen moeten komen, voordat de impuls naar een
functie wordt doorgegeven. Hierdoor is, in combinatie met een Tellermodule, een langzame
impulsteller te realiseren (zie Functiemodules).
Bovenstaande wordt zo weergegeven:
TYPE:
IMPULS
MEETGRH.:
Impuls
BETEKENIS-
GROEP: Algemeen
BET: Debiet solar
DELER:
10
Met „TYPE" Impuls en „MEETGRH." Windsnelh. Dient bij de ingangen 15 en 16 ook een
„QUOTIENT" aangegeven worden. Hiermee is de frequentie per enkele km/h in te stellen.
Voorbeeld: Een windsensor geeft bij een windsnelheid van 20 km/h iedere seconde een puls uit
(=1Hz). Daardoor is de frequentie bij 1 km/h dan 1/ 20 = 0,05Hz.
Aansluiting elektronische sensoren van het type DL
Elektronische sensoren voor temperatuur, druk, vocht, drukverschil, etc. zijn ook als het type DL
beschikbaar. In dit geval geschiedt de spanningsverzorging en signaalovergave via de DL-Bus.
Door het relatief hoge stroomverbruik, dient de „buslast" in de gaten te worden gehouden:
De regelaar UVR 1611 geeft een maximale buslast van 100%. De elektronische sensor FTS4-50DL
heeft bv. een buslast van 25%. Er kunnen daarom max. 4 st. FTS4-50DL op de DL-Bus worden
aangesloten. De buslasten van de elektronische sensoren worden in de technische specificaties van
de betreffende sensoren weergegeven.
Het voordeel van deze signaalovername is, dat hiervoor geen sensoringangen benodigd zijn, maar de
informatie (signalen) als netwerkvariabelen als bij de CAN- Bus overgegeven worden (zie: MENU
Netwerk / Ingangsvariabelen).
20
Alleen iedere tiende puls wordt doorgegeven.