Menu Ingangen
In de volgende stap dient ingang 4 de naam (betekenis) Opslag onder te krijgen. Hiervoor zijn de
vaste "Betekenisgroepen" Algemeen, Opwekker, Verbruiker, Verbinding, Klima beschikbaar.
Algemeen is een groep, welke vanuit oude bedrijfssystemen (< A1.21) moest worden overgenomen.
Verschillende namen hieruit zijn ook in andere groepen te vinden. Opslag onder is in de groep
Gebruiker ondergebracht.
Bij de keuze van de regel "Betekenis" geeft de computer door het scrollen verschillende teksten met
een doorlopende index tot 9 aan (bv.: T.opslag.midd2). Bij de keuze "0" wordt het indexnummer niet
weergegeven (bv.: T.opslag.midd). Om snel van de ene betekenis naar de andere te scrollen, moet
tegelijkertijd de toets (x10) ingedrukt worden. In ons voorbeeld kiezen wij voor T.opslag.onde.
Voorbeeld:
TYPE:
ANALOOG
MEETGRH.: Temp.
BETEKENIS-
GROEP: Verbruiker
BET:
T.opslag.onde
SENSOR:
Pt 1000
SENSORCHECK:
nee
SENSORCORR.: 0.0
K
GEM.WAAR:
1.0 Sec
Bij "SENSOR" dient het sensortype te worden gekozen. Er kan worden gekozen uit RAS (KTY) of
RASPT (Pt1000) voor de ruimtesensor, Pt 1000 en KTY 10.
Een geactiveerde „SENSORCHECK" genereert bij een kortsluiting cq. onderbreking automatisch
een foutmelding in het Functie-overzicht.
Bij geactiveerde „SENSORCHECK" staat tevens de sensorstatus ter beschikking: UIT voor een
correct werkende sensor en AAN voor een defecte (kortsl. of onderbr.). Omdat als bron voor een
ingangsvariabele (zie menu Functies/ Ingangsvariabelen) ook de Sensorstatus gebruikt kan worden,
kan bijvoorbeeld bij een uitval van de buitenvoeler hierop gereageerd worden. De sensorstatus kan
naar keuze voor een enkele of voor alle sensoren in totaal gekozen worden („Sensorstatus 17").
Bij een „SENSORCORR." van bv. 0,5K en een gemeten temperatuur van 60,0°C wordt 60,5°C
weergegeven. Deze gecorrigeerde waarde wordt dan intern voor alle berekeningen gebruikt.
Met „GEM.WAAR" wordt de gemiddelde waardetijd van een meetwaarde bedoeld. Een gemiddelde
waardetijd van 0.3 seconden zorgt voor een snelle aanpassing van weergaves en reactie van de
regelaar. Er dient echter wel met schommelingen van de meetwaarden rekening te worden
gehouden. Een hoge tijdsinstelling zorgt voor een onwenselijke traagheid en is alleen voor de
sensoren voor een warmtemeting aan te bevelen. Bij eenvoudige metingen is een tijd van ca. 1 - 3
sec. aan te bevelen, bij de hygiënische warmwaterbereiding (over een warmtewisselaar) in
combinatie met een ultrasnelle voeler wordt 0.3 - 0.5 sec. aanbevolen.
18