Pomp voor warm tapwater geïnstalleerd voor...
Ogenblikkelijk warm water
c
a
f
b
g
a
Binnenunit
b
Tank
c
Pomp voor warm tapwater
d
Verwarmingselement
e
Terugslagklep
f
Douche
g
Koud water
Thermostaten en externe sensoren
OPMERKING
Indien een uitwendige kamerthermostaat wordt gebruikt,
zal de uitwendige kamerthermostaat de vorstbescherming
kamer bedienen. De vorstbescherming kamer is echter
alleen
mogelijk
als
aanvoerwatertemperatuur op de gebruikersinterface van
de unit is INgeschakeld.
Raadpleeg
"5
Richtlijnen
toepassingen" op pagina 9.
#
Code
[A.2.2.4]
[C05]
Primair contact
In de regeling via een externe
kamerthermostaat moet het contacttype
van de optionele kamerthermostaat of
warmtepompconvector voor de primaire
aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld
worden. Zie "5 Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen" op pagina 9.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): De aangesloten
externe
warmtepompconvector stuurt de vraag
naar verwarming door via het zelfde
signaal,
1 digitale input (voorbehouden voor de
primaire
aanvoerwatertemperatuurzone) op de
binnenunit (X2M/1) is aangesloten.
Selecteer deze waarde in het geval
van
warmtepompconvector (FWXV).
[A.2.2.5]
[C06]
Sec. contact
Voor de regeling via externe
kamerthermostaten met
2 aanvoerwatertemperatuurzones moet
het type van de optionele
kamerthermostaat voor de secundaire
aanvoerwatertemperatuurzone ingesteld
worden. Zie "5 Richtlijnen met betrekking
tot mogelijke toepassingen" op pagina 9.
▪ 1 (Thermo AAN/UIT): Zie Primair
contact. Aangesloten op de binnenunit
(X2M/1a).
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P3517481B – 2014.03
Desinfectie
c
a
d
b
e
de
regeling
van
met
betrekking
tot
mogelijke
Beschrijving
kamerthermostaat
omdat
het
slechts
een
aansluiting
op
#
Code
[A.2.2.B]
[C08]
f
g
Digitale I/Oprintplaat
de
Deze instellingen moeten alleen gewijzigd worden als de optionele
digitale I/Oprintplaat geplaatst wordt. De digitale I/Oprintplaat heeft
veel functies die geconfigureerd moeten worden. Zie
met betrekking tot mogelijke toepassingen" op pagina 9.
#
Code
[A.2.2.6.1]
[C02]
of
op
[A.2.2.6.3]
[C09]
de
De alarmoutputlogica
[C09]
0 (standaard)
Gesloten
uitgang
1
Open uitgang
8 Configuratie
Beschrijving
Extrn sensor
Als een optionele externe
omgevingssensor is aangesloten, moet
het type van de sensor ingesteld worden.
Zie "5 Richtlijnen met betrekking tot
mogelijke toepassingen" op pagina 9.
▪ 0
(Nee)
(standaard):
geïnstalleerd De thermistor in de
gebruikersinterface en deze in de
warmtepompmodule worden gebruikt
om metingen uit te voeren.
▪ 2 (Kamersensor): Geïnstalleerd De
temperatuursensor
gebruikersinterface wordt NIET meer
gebruikt. Opmerking: Deze waarde
heeft alleen een betekenis in de
kamerthermostaatregeling.
Beschrijving
Ext BUH bron
Geeft aan dat de ruimteverwarming ook
door een andere warmtebron dan het
systeem uitgevoerd wordt.
▪ 0
(Nee)
(standaard):
geïnstalleerd.
▪ 1 (Bivalent): Geïnstalleerd. De extra
ketel
(gasketel,
oliebrander)
werken
wanneer
buitenomgevingstemperatuur laag is.
Tijdens de bivalente werking is de
warmtepomp UIT. Stel deze waarde in
wanneer een extra ketel gebruikt
wordt. Raadpleeg
"5 Richtlijnen met
betrekking
tot
toepassingen" op pagina 9.
Alarmoutput
Geef de logica aan van de alarmoutput
op de digitale I/Oprintplaat tijdens een
storing.
▪ 0 (Normaal open) (standaard): De
alarmoutput
wordt
wanneer zich een alarm voordoet.
Door deze waarde in te stellen wordt
een verschil gemaakt tussen een
storing en het detecteren van een
stroomonderbreking van de unit.
▪ 1 (Norm. gesloten): De alarmoutput
wordt NIET geactiveerd wanneer zich
een alarm voordoet.
Alarm
Geen alarm
Geen voeding
naar de unit
Open uitgang
Open uitgang
Gesloten
uitgang
Uitgebreide handleiding voor de installateur
NIET
in
de
"5 Richtlijnen
NIET
zal
de
mogelijke
geactiveerd
43