6 Voorbereiding
▪ De leidingen aansluiten – Lucht, vochtigheid, stof. Als lucht,
vocht of stof in het circuit terechtkomt, kunnen storingen ontstaan.
Om dit te voorkomen:
▪ gebruik alleen schone buizen;
▪ houd de uiteinden van de leidingen omlaag tijdens het
verwijderen van bramen;
▪ dek de uiteinden van de leiding af wanneer u de leiding door
een muur steekt, zodat stof noch vuil in de leiding kan
indringen;
▪ gebruik een goed draadafdichtmiddel om verbindingen
waterdicht te maken.
▪ Gesloten circuit. Gebruik de binnenunit ENKEL in een gesloten
watersysteem voor pekelcircuit en ruimteverwarmingscircuit. Het
systeem in een open waterinstallatie gebruiken zou overmatige
corrosie als gevolg hebben.
WAARSCHUWING
Wanneer
er
wordt
grondwatersysteem, is een tussenwarmtewisselaar vereist
om schade (vuil, bevriezing) aan de unit te voorkomen.
▪ Glycol. Om veiligheidsredenen is het NIET toegestaan glycol in
het ruimteverwarmingscircuit toe te voegen.
▪ Lengte van de leidingen. Wij adviseren de leidingen tussen de
tank voor warm tapwater en het afnamepunt van het warme water
(douche, bad enz.) zo kort mogelijk te maken en doodlopende
stukken te vermijden.
▪ Diameter van de leidingen. Selecteer de diameter voor de
leidingen op basis van het vereiste debiet en de beschikbare
externe statische druk van de pomp. Zie
gegevens" op pagina
71 voor de grafieken voor de externe
statische drukken voor de binnenunit.
▪ Debiet. U kunt het vereiste minimumwaterdebiet voor de werking
van de binnenunit in de volgende tabel vinden. Als het debiet
kleiner is, zal debietfout 7H verschijnen en zal de binnenunit
stoppen met werken.
Model
10
▪ Ruimteverwarmingscircuit: 8 l/min
▪ Pekelcircuit: 25 l/min
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistof. Gebruik alleen
materialen die compatibel zijn met vloeistof die in de installatie
gebruikt wordt en met de materialen van de binnenunit.
▪ Ter plaatse te voorziene onderdelen – Vloeistofdruk en
temperatuur. Controleer of alle componenten in de lokale
leidingen
bestand
zijn
vloeistoftemperatuur.
▪ Vloeistofdruk – Ruimteverwarmings en pekelcircuit. De
maximale vloeistofdruk van het ruimteverwarmings en
pekelcircuit bedraagt 4 bar. Voorzie gepaste veiligheden in het
watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt.
▪ Vloeistofdruk – Warmtapwatertank. De maximale vloeistofdruk
van de warmtapwatertank is 10 bar. Voorzie gepaste veiligheden
in het watercircuit om ervoor te zorgen dat de maximumdruk NIET
overschreden wordt.
▪ Vloeistoftemperatuur.
Alle
leidingtoebehoren (kleppen, verbindingsstukken enz.) DIENEN
bestand te zijn tegen de volgende temperaturen:
INFORMATIE
De volgende afbeelding is een voorbeeld en stemt mogelijk
NIET overeen met de layout van uw installatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur
20
aangesloten
op
een
open
"14 Technische
Minimumdebiet
tegen
de
vloeistofdruk
geplaatste
leidingen
65°C
i
b b
a
Binnenunit
b
Warmtewisselaar
c
Backupverwarming
d
Pomp
e
Afsluiter
f
Gemotoriseerde 3wegklep
g
Gemotoriseerde 2wegklep (ter plaatse te voorzien)
h
Verdeelstuk
i
Tank voor warm tapwater
j
Warmtewisselaarspoel
FCU1...3
Ventilatorconvector (optie)
FHL1...3
Vloerverwarmingslus
▪ Aftappen – Lage punten. Voorzie aftappunten op alle lage
punten van het systeem om het watercircuit volledig te kunnen
aflaten.
▪ Aftappen – Overdrukveiligheidsklep. Voorzie een goede afvoer
voor de overdrukveiligheidsklep om te beletten dat water uit de
unit zou druppelen. Zie
afvoer aansluiten" op pagina 29.
en
WAARSCHUWING
▪ Alle
leidingwerk
pekeldrukveiligheidsklep dient een voortdurende afloop
te hebben.
▪ De aflaatleiding van de pekeldrukveiligheidsklep moet
eindigen op een veilige, zichtbare positie die geen
risico vormt voor personen die zich in de buurt ervan
bevinden.
▪ Ontluchtingspunten. Voorzie ontluchtingspunten op alle hoge
punten van de installatie; deze punten moeten voor onderhoud
gemakkelijk bereikbaar zijn. De binnenunit is aan de
en
ruimteverwarmingszijde
ontluchting. Controleer of deze ontluchtingsklep NIET te hard is
vastgedraaid, zodat het watercircuit automatisch ontlucht kan
worden.
▪ Onderdelen met een zinkbekleding. Gebruik NOOIT onderdelen
met een zinkbekleding in het vloeistofcircuit. Aangezien het
vloeistofcircuit in de unit uit koperen buizen bestaat, kan anders
overmatige corrosie optreden. Onderdelen met zinkbekleding in
het pekelcircuit kunnen neerslaan van bepaalde bestanddelen in
de antivriesvloeistoffencorrosieinhibitor veroorzaken.
70°C
h
a
h
j
FCU1
g
FCU2
e
h
M
f
M
h
c
d
e
FHL1
FHL2
"7.5.3 De overdrukveiligheidsklep op de
dat
is
aangesloten
voorzien
van
een
automatische
EGSQH10S18AA9W
Daikin Altherma geothermische warmtepomp
4P3517481B – 2014.03
FCU3
FHL3
op
de