•
Δp = drukval in bar (aanbevolen maximum: 0,1 bar (1,5 psi))
•
d = binnendiameter van de pijp in mm
•
L = lengte van de pijp in m
•
P = absolute druk aan de uitlaat van de compressor in bar(a)
•
Qc = vrije luchtlevering van de compressor in l/s
Het wordt aanbevolen de luchtuitlaatpijp van de compressor boven de hoofdleiding van het
luchtnet aan te sluiten om het meeslepen van eventueel achtergebleven condensaat tot een
minimum te beperken.
4. Ventilatie: de inlaatroosters en ventilator moeten zodanig worden geïnstalleerd, dat recirculatie
van koellucht naar de compressor of droger wordt voorkomen.
De maximum luchtsnelheid door de roosters bedraagt 5 m/s (16,5 ft/s).
De maximaal toegestane drukval over de leiding voor of na de compressor is 30 Pa.
De maximale luchttemperatuur aan de inlaat van de compressor bedraagt 40 ˚C (104 ˚F), de
minimale temperatuur is 5 ˚C (41 ˚F).
•
Voor luchtgekoelde compressoren en de ventilatie-alternatieven 1 en 3 kan de vereiste
ventilatiecapaciteit om de temperatuur in de compressorruimte te beperken, worden
berekend met de formule Qv = 1,06 N/ΔT, waarbij
•
Qv = vereiste ventilatiecapaciteit in m3/s
•
N = nominaal vermogen van de compressormotor in kW
•
ΔT = temperatuurstijging in de compressorruimte in °C
•
Voor de ventilatie-alternatieven 2 en 4: de ventilatorcapaciteit moet overeenstemmen met
de capaciteit van de compressorventilator bij een drukhoogte gelijk aan de drukval over
de luchtleidingen.
5. De afvoerpijpen naar de condensaatopvangbak mogen niet in het water van de opvangbak
hangen. De compressor is uitgerust met olie-waterafscheiders (van het type OSD of OSCi) die
de olie afscheiden uit het condensaat, zodat dit voldoet aan de geldende milieuvoorschriften.
Afvoerleidingen van verschillende compressoren mogen niet onderling worden verbonden voor
de (atmosferische) opvangbak, omdat dit de elektronische aftappen kan beschadigen.
6. Bedieningsmodule met controlepaneel.
7. Het bepalen van de doorsnede van de stroomtoevoerkabel en het installeren van de kabel
dienen door een bevoegde elektricien te worden uitgevoerd.
Opmerking:
Om de beschermingsgraad van de elektrische aansluitkast in stand te houden en om de
onderdelen ervan te beschermen tegen stof uit de omgeving, dient beslist een geschikte
kabelkous gebruikt te worden bij het aansluiten van de voedingskabel op de compressor.
8. (8-12) Gebruik de juiste filteroplossingen om lucht van de vereiste kwaliteit te krijgen:
•
P Coalescerend en universeel deeltjesvoorfilter, verwijdert vaste deeltjes, stof, vloeistof
en olie-aerosol.
•
G en C Coalescentiefilters bedoeld voor algemene beschermingsdoeleinden, verwijderen
van vaste deeltjes, water en olie-aerosol.
•
S en D Deeltjesfilters voor stofbescherming
•
V Filter voor het verwijderen van oliedampen en -geuren
•
WS Filter voor verwijdering van condenswater
20
Bedieningshandleiding
2921 7210 30