- Respecteer een veiligheidsafstand tussen de elektriciteitsleidingen of onderdelen onder spanning enerzijds en elk lichaamsdeel
of geleidend voorwerp of elk onderdeel van de machine anderzijds, tenzij wanneer de geldende lokale reglementeringen,
overheidsregels en nationale reglementen, de veiligheidsregels van de werkgever of bouwplaatsreglementen strikter
zijn op het gebied van vereiste afstand.
- Hou rekening met de beweging van het platform en met het schommelen of doorbuigen van elektrische leidingen.
U = NOMINALE SPANNING (KILOVOLT)
U < 50
50 <U < 200
200 < U < 350
350 < U < 500
500 < U < 750
750 < U < 1000
- Om visueel de windsnelheid te bepalen, kunt u de empirische schaal voor windbeoordeling raadplegen:
Snelheid
Graad
Windtype
(knopen)
0
0 - 1
Stil
1
1 - 3
Zeer licht briesje
2
Licht briesje
4 - 6
3
Briesje
7 - 10
4
11 - 16
Mooi briesje
5
17 - 21
Stevig briesje
6
22 - 27
Frisse wind
7
Harde wind
28 - 33
8
34 - 40
Stormachtig
9
41 - 47
Storm
10
48 - 55
Zware storm
Zeer zware storm/
11
56 - 63
orkaanachtig
12
64 +
Orkaan
D - ZICHTBAARHEID
- Behoud altijd een goede zichtbaarheid op het traject. Om uw zichtbaarheid op het traject te verbeteren kunt u vooruitrijden
met de slingerarm een klein beetje opgetild (opgelet: gevaar voor vallen op het platform als u tegen een lage doorgang
botst, voor bovengrondse elektrische leidingen, loopkranen, verkeersbruggen, spoorbanen en alle overige obstakels
in de zone voor de machine). Kijk tijdens het achteruitrijden recht naar achter. Te lang achterwaarts rijden moet altijd
vermeden worden.
- In alle gevallen waarin de zichtbaarheid op het parcours onvoldoende blijkt, moet u zich laten bijstaan door een persoon
buiten het werkbereik van de machine. Zorg ervoor dat u altijd een goed zicht hebt op deze persoon.
Schaal van BEAUFORT (windsnelheid op een hoogte van 10 m op een vlak terrein)
Snelheid
Snelheid
(km/u)
(m/s)
0 - 1
< 0,3
Rook stijgt recht of bijna recht omhoog.
1 - 5
0,3 - 1,5
6 - 11
1,6 - 3,3
Wind is voelbaar in het gezicht, bladeren ritselen.
12 - 19
3,4 - 5,4
Bladeren en twijgjes bewegen voortdurend.
20 - 28
5,5 - 7,9
Stof en papier waaien op, kleine takken bewegen. Golfjes worden iets langer, veel schuimkoppen.
29 - 38
8 - 10,7
Struiken en bladeren van bomen ruisen.
Grote takken bewegen, metaaldraden fluiten, het
39 - 49
10,8 - 13,8
gebruik van een paraplu wordt moeilijk.
Volledige bomen bewegen, het is lastig tegen de
50 - 61
13,9 - 17,1
Twijgen breken van bomen, tegen de wind in
62 - 74
17,2 - 20,7
De wind beschadigt de daken (schoorstenen,
75 - 88
20,8 - 24,4
Zelden waargenomen aan land, ontwortelde
89 - 102
24,5 - 28,4
bomen, gebouwen lijden aanzienlijke schade.
103 - 117
28,5 - 32,6
Zeer zeldzaam, uitgebreide vernieling.
118 +
32,7 +
VEILIGHEIDSAFSTAND (METER)
3
5
6
8
11
14
Effect op het land
Rook geeft de windrichting aan.
wind in te lopen.
lopen is zeer moeilijk.
dakpannen enz.).
Rampzalige vernielingen.
1 - 10
Toestand van de zee
De zee is vlak als een spiegel.
Kleine golfjes, geschubd oppervlak zonder
schuim.
Korte maar duidelijke waarneembare golfjes.
Zeer kleine golven, beginnen te breken.
Gekuifde golven op meren en kanalen, matige
golven, uitgerekt.
Er vormen zich grotere golven met witte
schuimkoppen en stuifwater.
De zee zwelt, beginnende schuimstrepen worden
meegevoerd op de wind.
Matig hoge golven van grotere lengte,
schuimstrepen aan de golftoppen.
Hoge golven, stuifwaterwervelingen die van
de golven wegspatten, schuimstrepen, beperkt
zicht.
Zeer hoge golven, schuim vormt witte
schuimstrepen, beperkt zicht.
Golven van uitzonderlijke hoogte die
middelgrote schepen kunnen verbergen, beperkt
zicht.
Volledig witte zee, lucht vol met schuim en
stuifwater, sterk beperkt zicht.