CONTROLEREN
e
Let in het bijzonder op elektrische leidingen en alle andere voorwerpen die zich binnen het werkbereik van de machine kunnen bevinden.
BEDIENINGSPANEEL OP DE GROND
Opmerking:
• Optie permanent oranje zwaailicht ingeschakeld: het oranje zwaailicht moet werken zodra de machine onder spanning
staat.
• Optie permanent oranje zwaailicht uitgeschakeld: het oranje zwaailicht moet werken zodra de machinefuncties
geactiveerd worden.
• Optie alarm voor alle bewegingen ingeschakeld: de toeter moet intermitterend weerklinken zodra de machinefuncties
geactiveerd worden.
ONDER SPANNING ZETTEN EN NOODSTOP
Opmerking: de stroomverbreker staat in de uit-positie. De sleutelschakelaar staat in de uit-positie
Opmerking: de machine staat in transportstand. De bovenwagen en het platform bevinden zich in neutrale positie. De
slingerarm is volledig neergelaten.
- Controleer of de noodstopknoppen van het bedieningspaneel op de grond en het bedieningspaneel in het platform
zich in de aan-positie bevinden.
- Draai de stroomverbreker naar de aan-positie.
- Draai de sleutelschakelaar naar de aan-positie
Resultaat:
• Het weergavescherm op de grond moet oplichten en de cyclus van onderspanningbrenging moet weergegeven worden.
• De ventilatoren van de variatoren in het chassis en onder de linkse bovenwagenkap moeten intenser werken.
• De waarschuwingstoon moet 1 keer weerklinken.
• Optie secundair beschermingssysteem SPS : het flitslicht SPS moet verschillende keren knipperen en daarna doven.
- Wacht tot de cyclus van het onder spanning zetten voltooid is.
Resultaat:
• De ventilatoren van de variatoren in het chassis en onder de linkse bovenwagenkap moeten stoppen.
- Druk op de noodstopknop.
Resultaat:
• De noodstopknop moet zich ingedrukt in de uit-positie bevinden.
• Het weergavescherm op de grond moet doven.
- Trek de noodstopknop uit of draai hem met de klok mee en laat hem los.
Resultaat:
• De noodstopknop moet zich in de aan-positie bevinden.
• Het weergavescherm op de grond moet oplichten en de cyclus van onderspanningbrenging moet weergegeven worden.
• De ventilatoren van de variatoren in het chassis en onder de linkse bovenwagenkap moeten intenser werken.
• De waarschuwingstoon moet 1 keer weerklinken.
• Optie secundair beschermingssysteem SPS : het flitslicht SPS moet verschillende keren knipperen en daarna doven.
- Wacht tot de cyclus van het onder spanning zetten voltooid is.
Resultaat:
• De ventilatoren van de variatoren in het chassis en onder de linkse bovenwagenkap moeten stoppen.
t
2 - BESCHRIJVING voor meer informatie over de bedieningspanelen op de grond en in het platform.
Kies een testzone op een stevige en effen ondergrond zonder hindernissen.
Kijk tijdens manoeuvres met de machine goed in het rond en naar boven.
Vindt u een storing, identificeer ze dan en stel de machine buiten werking.
t
BELANGRIJK
.
3 - 14
Werking van de machine
.