METERS
C
B
A
G
F
E131495
A
Toerenteller
B
Brandstofpeilmeter
C
Koelvloeistoftemperatuurmeter
D
Snelheidsmeter
E
Regelknop
instrumentenverlichting
F
Informatiedisplay
G
Selecteer- en terugsteltoets
boordcomputerdisplay
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Geeft de temperatuur van de koelvloeistof
aan. Bij normale bedrijfstemperatuur blijft
de naald in het centrale gedeelte.
LET OP
Start de motor niet voordat de
oorzaak voor de oververhitting is
verholpen.
Wanneer de wijzer in het rode gebied komt,
is de motor oververhit. Zet de motor af, zet
het contact af en stel de oorzaak vast
zodra de motor is afgekoeld. Zie
Motorkoelvloeistof controleren
(bladzijde 151).
Instrumentenpaneel
D
E
60
Brandstofpeilmeter
De pijl naast het symbool van de pomp
duidt aan aan welke zijde zich de klep van
de brandstofvulopening bevindt.
WAARSCHUWINGS- EN
INDICATIELAMPEN
Nadat het contact is ingeschakeld, gaan
de volgende waarschuwings- en
controlelampjes kort branden ter
bevestiging dat het systeem operationeel
is.
•
Waarschuwingslampje ABS
•
Controlelamp startblokkering
•
Controlelamp remsysteem
•
Waarschuwingslamp laadstroom
•
Waarschuwingslampje airbag
•
Waarschuwingslamp laag
brandstofniveau
•
Controlelamp Elektronisch Stabiliteits
Programma (ESP)
•
Controlelamp oliedruk
•
Controlelamp olie verversen (alleen
dieselmotor)
•
Controlelampen motor
•
Controlelamp vierwielaandrijving
•
Controlelamp vierwielaandrijving lage
gearing (4L)
•
Controlelamp elektronisch
sperdifferentieel (ELD)
•
Controlelamp water in brandstof
•
Controlelamp vloeistofpeil
ruitensproeier
•
DPF (dieselroetfilter)
•
Controlelamp gevaar voor
ijsvorming/opvriezen