1
3
5
6
4
2
E70961
•
Draai de wielmoeren in de
aangegeven volgorde definitief
vast.
•
Druk de naafdop met de palm van
uw hand stevig aan.
•
Druk de doppen op de
wielmoeren stevig vast.
WAARSCHUWING
Laat het aanhaalmoment van
de wielmoeren en de
bandenspanning zo snel mogelijk
controleren.
Velgen en banden
4
2
1
3
5
166
Wiel opbergen
LET OP
Hijs de reservewielhouder niet op
zonder het wiel te hebben
vastgezet. Wanneer geen wiel is
aangebracht kan het
ophijsmechanisme bij het laten
zakken worden beschadigd.
N.B.: Alleen wanneer het
ophijsmechanisme doorslipt is het
wiel volledig omhoog gebracht.
•
Leg het wiel met de buitenzijde
naar beneden gekeerd plat op de
grond. Kantel de steun en steek
hem met de staalkabel door de
centrale opening in de velg. Draai
de vleugelmoer(en) vast.
•
Steek het platte uiteinde van de
wielmoersleutel geheel in de
boring en draai de wielmoersleutel
rechtsom. Breng, bij uitvoeringen
met een veiligheidsbout, deze aan
en draai hem rechtsom.
•
Berg de wielmoersleutel, de krik
en de krikstang op.
BANDENREPARATIESET
Het kan voorkomen dat in de wagen
geen reservewiel is aangebracht. In
een dergelijk geval is een
bandenreparatieset voor
noodgevallen aanwezig die kan
worden gebruikt voor het repareren
van één lekke band.
De bandenreparatieset bevindt zich
in het handschoenenkastje.