5. Verbind de accuminpool (-) met
het motorblok of de motorsteun
van wagen B. Verbind het andere
uiteinde met het motorblok of de
motorsteun van wagen A (kabel
D).
2
1
E71368
LET OP
Sluit de kabel niet aan op de
minpool (–) van de ontladen
accu.
Zorg ervoor dat de
hulpstartkabels niet met
draaiende onderdelen van de motor
in aanraking kunnen komen.
Motor starten
1. Start de motor van wagen B en
laat deze met een matig hoog
toerental draaien.
2. Start de motor van wagen A.
3. Laat beide motoren minimaal drie
minuten draaien alvorens de
kabels los te koppelen.
Accu van de auto
151
LET OP
Schakel de koplampen tijdens
het loskoppelen van de
hulpstartkabels niet in. Door de
spanningspiek kunnen de
gloeilampen doorbranden.
Koppel de kabels in omgekeerde
volgorde los.
ACCU VERVANGEN
LET OP
Zorg ervoor dat de accubak
goed is afgesloten.
N.B.: De accu bevindt zich onder de
bestuurdersstoel in de wagen.
E66643
1. Verwijder het accudeksel.
2. Draai de veiligheidspen linksom
en verwijder deze.
3. Schuif het deksel aan de voorzijde
van de accu af.