ONDERHOUDSPROCEDURES
Plaats het deksel en draai het aan tot
15 N•m ± 1,5 N•m.
Radiator
Radiatorinspectie
Controleer voor iedere rit of de radiator-
zone schoon is.
Inspecteer de radiatorvinnen. Ze moe-
ten schoon zijn, vrij van modder, vuil,
bladeren en andere verontreinigingen
die de koelprestatie van de radiator in
het gedrang kunnen brengen.
Radiator reinigen
Verwijder manueel zoveel mogelijk
vuil. Heeft u water ter beschikking,
probeer de radiatorvinnen dan af te
spoelen.
Spuit de radiatorvinnen schoon met
een tuinslang, indien mogelijk.
LET OP Maak de radiator nooit
schoon met uw handen terwijl hij
nog heet is. Laat de te reinigen radi-
ator eerst afkoelen.
OPMERKING
diatorvinnen niet beschadigt bij de
reiniging. Gebruik geen werktui-
gen/voorwerpen die de vinnen kun-
nen beschadigen. De vinnen zijn
dun gehouden om een efficiënte
koeling mogelijk te maken. SPUIT
ZE ENKEL SCHOON ONDER LAGE
DRUK. GEBRUIK NOOIT EEN HOGE-
DRUKREINIGER.
Als de motor zelfs met een propere ra-
diator blijft oververhit raken, raadpleeg
dan een erkende Can-Am dealer.
______________
90
Let op dat u de ra-
Motorkoelvloeistof
Aanbevolen motorkoelvloeistof
Gebruik altijd ethyleenglycolantivries
met anticorrosiemiddel die speciaal is
samengesteld voor aluminium moto-
ren met interne verbranding.
Vul het koelsysteem met BRP VOOR-
GEMENGD
KOELMIDDEL
KNR. 219 700 362) of met gedestil-
leerd water en een antivriesoplossing
(50 % water, 50 % antivries).
Motorkoelvloeistofpeil
Het koelvloeistofreservoir bevindt zich
onder het voorspatbord rechts.
WAARSCHUWING
Controleer het koelvloeistofpeil
wanneer de motor koud is. Voeg
nooit koelvloeistof toe aan het
koelsysteem terwijl de motor heet
is.
OPMERKING
niet met een laag koelvloeistofpeil.
Eventuele oververhitting kan de mo-
tor ernstig beschadigen.
vmo2006-014-022_a
KOELVLOEISTOFPEIL
Bestuur het voertuig
(STU-