RIJDEN MET UW VOERTUIG
Om een weg over te steken moet de bestuurder die de leiding heeft afstappen en
de andere bestuurders aanwijzingen geven om over te steken. De laatste persoon
die oversteekt helpt daarna de leider met oversteken. Rijd nooit op voetpaden. Dit
is voorbehouden aan voetgangers.
Water kan groot gevaar inhouden. In te diep water kan het voertuig gaan drijven
en kantelen. Controleer de diepte van het water en de stroming alvorens het
water over te steken. Het water mag niet hoger dan de voetsteunen komen. Let
op voor gladde oppervlakken zoals keien, gras, boomstronken enz. in het water
en op de oevers. Dit kan tot tractieverlies leiden. Rijd nooit met hoge snelheid in
het water. Het water heeft een afremmende werking en u kunt weggeslingerd
worden.
vmo2012-012-524
Natte remmen verminderen het remvermogen van uw voertuig. Laat de remmen
altijd drogen door ze meermaals te activeren wanneer het voertuig uit water, mod-
der of sneeuw komt.
Nabij water is er vaak modder of moerasland. Let op voor onverwachte gaten of
inzinkingen. Kijk ook uit voor rotsblokken, stronken enz. die gedeeltelijk begroeid
zijn.
Als u over bevroren water moet, controleer dan goed of het ijs dik genoeg is om
het totale gewicht van uzelf, uw voertuig en zijn lading te dragen. Kijk zeker uit
voor open water. Dit wijst erop dat het ijs niet overal even dik is. Steek in geval
van twijfel niet over.
IJs maakt uw voertuig ook moeilijker bestuurbaar. Vertraag en geef nooit bruusk
gas. Anders gaan de banden spinnen en kan het voertuig kantelen. Vermijd bruusk
remmen. Ook dit kan tot ongecontroleerd doorschuiven en kantelen van het voer-
tuig leiden. Rijd nooit in smeltende sneeuw. Die kan de werking en besturing van
het voertuig immers blokkeren.
_______
_______
48
VEILIGHEIDS-INFORMATIE