Hoofdstuk 3: Installatie
Voor optimale EMC prestaties wordt aanbevolen waar mogelijk alle
Raymarine apparaten en bijbehorende kabels als volgt te installeren:
• ten minste 1 m verwijderd van apparatuur of kabels die radiosignalen
resp. uitzenden of doorgeven, zoals marifoons, kabels en antennes. Bij
SSB radio's moet de afstand 2 m zijn.
• meer dan 2 m verwijderd van een radarbundel. Een radarbundel heeft
normaal gesproken een spreiding van 20° boven en onder het uitstra-
lende element.
• De apparatuur moet worden gevoed door een andere accu dan die voor het
starten van de motor wordt gebruikt. Door spanningsdalingen onder 10 V in
de stroomtoevoer kan de apparatuur worden gereset. Dit leidt niet tot schade
aan de apparatuur, maar kan verlies van gegevens en verandering van de
bedrijfsstand veroorzaken.
• Gebruik altijd originele Raymarine kabels. Doorsnijden en opnieuw verbinden
kan de EMC prestaties beïnvloeden en dient derhalve te worden vermeden,
tenzij dit in de handleiding wordt aangegeven.
• Als een onderdrukkingsferriet op een kabel bevestigd is, moet deze niet
worden verwijderd. Als de ferriet voor installatie moet worden verwijderd,
moet hij weer op dezelfde plaats worden gemonteerd.
Onderdrukkingsferrieten
De volgende afbeelding toont de typische onderdrukkingsferrieten die aan
Raymarine apparatuur worden gemonteerd. Gebruik altijd de door Raymarine
gespecificeerde ferrieten.
Aansluiting op andere apparatuur
Als Raymarine apparatuur op andere apparatuur via een niet door Raymarine
geleverde kabel wordt aangesloten, MOET altijd een ferriet aan die kabel worden
gemonteerd, dicht bij het Raymarine apparaat.
3.2 Werkwijzen
Omdat niet voor alle mogelijke installatievarianten een werkwijze kan worden
beschreven, geven de hier beschreven werkwijzen algemene richtlijnen voor de
15
D3548-6