18.3.5 Vacuümdrogen
18.3.6 Koelmiddelleidingen isoleren
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20U7Y1B
VRV IV+ warmtepomp
4P546228-1B – 2020.10
OPMERKING
Gebruik ALTIJD een aanbevolen bubbeltestoplossing, die u bij uw verdeler kunt
kopen.
Gebruik NOOIT zeepwater:
▪
Zeepwater kan namelijk barsten in componenten veroorzaken, zoals in de
doppen van flaremoeren of afsluiters.
▪
Zeepwater kan zout bevatten en zout absorbeert vocht dat zal bevriezen als de
leidingen koud worden.
▪
Zeepwater bevat ammoniak dat de getrompte verbindingen aantast (tussen de
flaremoer uit messing en het getrompte koperen gedeelte).
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest
op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen
naar de binnenunits open.
Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de
unit
wordt
koelmiddelleidingen" [
Ga als volgt te werk om al het vocht uit het systeem te verwijderen:
1 Vacumeer het systeem minstens 2 uur tot een streefwaarde van – 1 00,7 kPa
(– 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut).
2 Controleer of de streefwaarde van het vacuüm minstens 1 uur behouden blijft
nadat de vacuümpomp is uitgeschakeld.
3 Als de streefwaarde niet binnen de 2 uur wordt bereikt of niet 1 uur
behouden blijft, bevat het systeem mogelijk te veel vocht. Breek in dat geval
het vacuüm met stikstofgas tot een meterdruk van 0,05 MPa (0,5 bar) en
herhaal stap 1 tot 3 tot alle vocht verwijderd is.
4 Afhankelijk van of u meteen koelmiddel wil vullen via de koelmiddelvulpoort
of eerst een deel koelmiddel vooraf wil vullen via de vloeistofleiding, opent u
de afsluiters van de buitenunit of laat u ze dicht. Zie
4
bijvullen" [
101] voor meer informatie.
INFORMATIE
Na het openen van de afsluiter is het mogelijk dat de druk in de koelmiddelleidingen
NIET toeneemt. De reden hiervan kan bijv. zijn dat de expansieklep in het circuit van
de buitenunit gesloten is, maar dit vormt GEEN enkel probleem voor de goede
werking van de unit.
Na de lektest en het vacuümdrogen moeten de leidingen worden geïsoleerd. Houd
hierbij rekening met de volgende punten:
▪
Isoleer de aansluitleidingen en koelmiddelaftaksets volledig.
▪
Vergeet niet de vloeistof- en de gasleidingen te isoleren (voor alle units).
▪
Gebruik hittebestendig polyethyleenschuim dat bestand is tegen een
temperatuur van 70°C voor de vloeistofleidingen en polyethyleenschuim dat
bestand is tegen een temperatuur van 120°C voor de gasleidingen.
▪
Verstevig de isolatie op de koelmiddelleiding naar gelang de installatie-omgeving.
18
ingeschakeld.
Zie
anders
4
96] voor meer informatie.
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
Installatie van de leidingen
|
"Over
het
controleren
"Over koelmiddel
van
de
99