21
|
Inbedrijfstelling
21.4 Over proefdraaien
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
154
Interne bedrading
Controleer of er geen losse aansluitingen of beschadigde elektrische componenten in de
elektrische componentenkast en binnenin de unit zichtbaar zijn.
Leidingdiameter en leidingisolatie
Installeer leidingen met de juiste diameter en isoleer ze zoals voorgeschreven.
Afsluiters
Zorg dat de afsluiters aan zowel de vloeistof- als de gaszijde open zijn.
Beschadigde onderdelen
Controleer de binnenkant van de unit op beschadigde onderdelen of platgedrukte
leidingen.
Koelmiddellek
Controleer de binnenkant van de unit op koelmiddellekken. Probeer eventuele
koelmiddellekken te repareren. Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het
lek te verhelpen. Raak geen koelmiddel aan dat uit de aansluitingen van de
koelmiddelleidingen is gelekt. Anders kunt u vrieswonden oplopen.
Olielek
Controleer de compressor op olielekken. Probeer eventuele olielekken te repareren.
Raadpleeg uw plaatselijke dealer als u er niet in slaagt het lek te verhelpen.
Luchtinlaat/-uitlaat
Controleer of de luchtinlaat en -uitlaat van de unit NIET belemmerd is door papier, karton
of iets anders.
Hoeveelheid extra koelmiddel
De bij te vullen hoeveelheid koelmiddel moet worden vermeld op het bijgevoegde label
"Bijgevuld koelmiddel" en aangebracht op de achterkant van het voorpaneel.
Installatiedatum en lokale instelling
Schrijf de installatiedatum op de sticker op de achterkant van het bovenste voorpaneel
overeenkomstig EN60335‑2‑40 en noteer ook de lokale instelling(en).
OPMERKING
Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode
aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of
kunt u een afzonderlijke binnenunit niet laten proefdraaien.
De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige
systeem. De volgende punten worden gecontroleerd en beoordeeld:
▪
Controle van bedradingsfouten (controle van communicatie met binnenunits).
▪
Controle of de afsluiters openen.
▪
Bepaling van de leidinglengte.
▪
Referentiegegevens verzamelen voor lekdetectie. Als de lekdetectie vereist is,
moet bij het proefdraaien een uitvoerige controle van de situatie van het
koelmiddel worden uitgevoerd. Als de lekdetectie NIET vereist is, mag de
uitvoerige controle van de situatie van het koelmiddel worden overgeslagen bij
het proefdraaien. Dit kan worden ingesteld met instelling [2‑88].
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20U7Y1B
VRV IV+ warmtepomp
4P546228-1B – 2020.10