18
|
Installatie van de leidingen
18.3.4 Lektest uitvoeren
Op lekken controleren: Vacuümlektest
Op lekken controleren: Druklektest
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker
98
A Klep A
B Klep B
C Klep C
D Klep D
Klep
Klep A
Klep B
Klep C
Klep D
Afsluiter vloeistofleiding
Afsluiter gasleiding
Afsluiter vereffeningsleiding
OPMERKING
De aansluitingen op de binnenunits en alle binnenunits moeten ook worden getest
op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale
leidingen ook open.
Zie de montagehandleiding van de binnenunit voor meer informatie. Lektesten en
vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt
ingeschakeld. Zie anders het eerder in dit hoofdstuk beschreven stroomschema (zie
"Over het controleren van de
De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
1 Vacumeer het systeem aan de vloeistof- en gasleiding gedurende meer dan 2
uur tot – 1 00,7 kPa (– 1 ,007 bar) (5 Torr absoluut).
2 Schakel de vacuümpomp uit zodra de waarde is bereikt en controleer of de
druk minstens 1 minuut niet stijgt.
3 Als de druk stijgt, dan bestaat de mogelijk dat in het systeem vocht aanwezig
is (zie vacuüm drogen onder) of dat het systeem een lekkage heeft.
1 Test op lekken met een bellentestoplossing op alle leidingverbindingen.
2 Verwijder alle stikstofgas.
3 Breek het vacuüm door het onder druk te brengen met stikstofgas tot een
minimum meterdruk van 0,2 MPa (2 bar). Stel de meterdruk nooit in op een
waarde die groter is dan de maximum bedrijfsdruk van de unit, d.w.z. 4,0 MPa
(40 bar).
Stand van de klep
Open
Open
Open
Open
Gesloten
Gesloten
Gesloten
koelmiddelleidingen" [
4
96]).
RYYQ+RYMQ+RXYQ8~20U7Y1B
VRV IV+ warmtepomp
4P546228-1B – 2020.10