UITGAVE 05/2015
GEBRUIKSAANWIJZING
6
MONTAGE EN INBEDRIJFSTELLING
6.1
KWALIFICATIE VAN HET MONTAGE-/INBEDRIJFSTELLINGSPERSONEEL
Ondeskundige installatie/bediening!
Gevaar voor letsel en schade aan het apparaat.
Een competente persoon moet na afl oop van de montage en inbedrijfstelling het apparaat
controleren op een veilige werking.
6.2
OPSLAGVOORWAARDEN
Het apparaat moet tot aan de montage op een schokvrije, droge en zoveel mogelijk
stofvrije plaats worden opgeslagen. Het apparaat mag niet buiten gesloten ruimtes
worden opgeslagen.
De luchttemperatuur op de plaats van opslag moet in een temperatuurbereik tussen -20 °C
und +60 °C; -4 °F en +140 °F liggen.
De relatieve luchtvochtigheid op de plaat van montage moet tussen 10 - 95% (zonder
condensatie) liggen.
6.3
MONTAGEVOORWAARDEN
De luchttemperatuur op de plaats van montage moet in een temperatuurbereik tussen
0 °C en 40 °C; 32 °F en 132 °F liggen.
De relatieve luchtvochtigheid op de plaats van montage moet tussen 10 - 95% (zonder
condensatie) liggen.
6.4
TRANSPORT
Bescherm de ventielnaald met beschermkap (bestelnr. 2315709).
BESTELNUMMER DOC2358828
WAARSCHUWING
Het voor de montage en het in gebruik nemen verantwoordelijke
personeel moet voldoen aan alle vakkundige voorwaarden voor
een veilig in gebruik nemen.
Bij het monteren, in gebruik nemen en alle werkzaamheden
de gebruiksaanwijzing en de veiligheidsbepalingen van
de aanvullend benodigde systeemcomponenten lezen en
opvolgen.
GM 5000EA
31