12.1.10
Magneetkoppeling instellen (bij touwbinding)
De magneetkoppeling moet bijgesteld worden als:
•
bij de start- en eindfase van de binding de sleden van de touwbinding niet meer blijven
staan, maar verder verplaatst worden of
•
de sleden na de startfase niet verplaatst worden, maar blijven staan
3
Afb. 138
Om de functie van de magneetkoppeling te waarborgen, moet de luchtspleet (1) met de
passchijven (2) op de maat 0,2 mm (+0,15/-0,05) worden ingesteld:
1. Kunststof schijf (3) demonteren en tussenruimte (1) meten
2. Bij afwijkende maat de drager (4) van de kunststof schijf demonteren, hiervoor borgring (5)
verwijderen en drager (4) lostrekken
3. Luchtspleet (1) met de passchijven (2) op de maat 0,2 mm (+0,15/-0,05) instellen
4. De gedemonteerde bouwdelen in omgekeerde volgorde weer monteren
1
5
2
4
Instellingen
FOR00029
177