7.2 Dieptekalibratie
Dieptecorrectie
Diepten worden gemeten vanaf de transducer naar de (zee)bodem, u kunt
een correctiewaarde toepassen op de dieptewaarde, zodat de weergegeven
dieptemeting de afstand tot de (zee)bodem meet vanaf de kiel (negatieve correctie)
of de waterlijn (positieve correctie).
Voordat u probeert de kiel- of waterlijncorrectie in te stellen dient u uit te vinden
hoe groot de verticale afstand tussen de transducer en de waterlijn of de onderkant
van de kiel van uw schip is. Stel vervolgens de juiste correctiewaarde in.
1
Waterlijncorrectie
2
Transducer
3
Kielcorrectie
De dieptecorrectie instellen
De dieptekalibratie bestaat uit het instellen van een Dieptecorrectie die betrekking
heeft op de plaats van installatie van uw dieptetransducer.
Doe het volgende vanuit een willekeurige Favorieten-pagina:
1. Selecteer Menu.
2. Selecteer Instellingen.
3. Selecteer Instellen transducers.
4. Selecteer Doorgaan.
Het instrumentdisplay zoekt de aangesloten apparaten en toont een lijst met de
gevonden resultaten. (bijv. iTC-5, DST of transducerpod)
5. Selecteer het apparaat waarop de transducer(s) die u kalibreert is (zijn)
aangesloten.
Er wordt een lijst weergegeven met beschikbare transducergegevens,
6.
* Selecteer Diepte.
Belangrijk: * Stap alleen beschikbaar bij iTC-5.
7. Selecteer Dieptecorrectie.
8. Selecteer Diepte van:.
Er wordt een lijst met transducercorrecties weergegeven:
• Waterlijn
Transducerkalibratie
Waarden hoger dan nul (positieve waarden)
geven een waterlijncorrectie aan
Een Nul-correctie staat voor de diepte vanaf
de locatie van de transducer
Waarden lager dan nul (negatieve waarden)
geven een kielcorrectie aan
69