3.7 Systeemprotocollen
Uw product kan worden aangesloten op verschillende andere producten en
systemen, om informatie te delen en daarmee de functionaliteit van het gehele
systeem te verbeteren.
Deze verbindingen kunnen worden gemaakt met behulp van een aantal
verschillende protocollen. Gegevens kunnen snel en nauwkeurig worden
verzameld door gebruik te maken van een combinatie van de volgende
gegevensprotocollen:
• SeaTalk
ng®
• NMEA 2000
• SeaTalk
Opmerking: Het kan zijn dat uw systeem niet alle verbindingstypen of
instrumenten gebruikt die in deze sectie worden beschreven.
SeaTalkng ®
SeaTalkng ® (volgende generatie) is een geavanceerd protocol voor het verbinden
van compatibele maritieme instrumenten en apparatuur. Het vervangt de oudere
SeaTalk -en SeaTalk2 -protocollen.
SeaTalkng ® gebruikt een enkele backbone waarop compatibele apparatuur
met behulp van een spur wordt aangesloten. Gegevens en voeding worden
overgedragen via de backbone. Apparaten met een lage stroomafname kunnen
worden gevoed door het netwerk, voor apparatuur met hoge stroomafname is
echter een afzonderlijke voeding vereist.
SeaTalkng ® is een beschermde uitbreiding op NMEA 2000 en de beproefde
CAN-bustechnologie. Compatibele NMEA 2000-, SeaTalk - en SeaTalk2 -apparaten
kunnen indien nodig ook worden aangesloten met behulp van geschikte interfaces
of adapterkabels.
NMEA 2000
NMEA 2000 biedt aanzienlijke verbeteringen ten opzichte van NMEA 0183,
waarvan de meest opvallende de snelheid en de connectiviteit zijn. Tot 50 units
kunnen tegelijkertijd zenden en ontvangen op één fysieke bus, waarbij ieder
knooppunt fysiek adresseerbaar is. De norm was er specifiek voor bedoeld om
een geheel netwerk met maritieme elektronica van iedere fabrikant te laten
communiceren op een gezamenlijke bus via gestandaardiseerde berichttypen
en -indelingen.
SeaTalk
SeaTalk is een protocol waarmee compatibele instrumenten met elkaar verbinding
kunnen maken en gegevens kunnen delen.
Het SeaTalk -kabelsysteem wordt gebruikt om compatibele instrumenten en
apparatuur op elkaar aan te sluiten. De kabel draagt voeding en gegevens over en
er kan verbinding worden gemaakt zonder dat er een centrale processor vereist is.
Er kunnen eenvoudig extra instrumenten en functies worden toegevoegd aan
een SeaTalk -systeem door ze met het netwerk te verbinden. SeaTalk -apparaten
kunnen ook communiceren met andere apparatuur via de NMEA 0183-norm, onder
de voorwaarde dat er een geschikte interface wordt gebruikt.
28