4 Montage en aansluiting
4.2.2 Opbouw van de elektronische
componenten in de behuizing
NL
Let op!
Gevaar voor condensvorming!
Zorg bij het plaatsen van de elektroni-
sche componenten in de behuizing dat
de gekoelde lucht van het koelaggre-
gaat niet op actieve componenten is
gericht. Zorg dat de gekoelde lucht niet
rechtstreeks op de warme luchtstroom
afkomstig van de actieve componenten,
zoals bijv. omvormers, is gericht. Dit
kan tot luchtkortsluiting leiden en een
goede klimaatbeheersing verhinderen
of er zelfs de oorzaak van zijn dat het
koelaggregaat de koeling vanwege de
interne veiligheidssystemen uitschakelt.
Afb. 3:
Gekoelde lucht niet rechtstreeks op actieve
componenten richten
Wij bieden als toebehoren componenten voor het
omleiden van de lucht aan, zie RITTAL-handboek
„Systeemklimatisering".
Zorg dat een gelijkmatige luchtcirculatie in de
behuizing is gewaarborgd. De luchtaanzuig- en
luchtinblaasopeningen mogen niet zijn gemodifi-
ceerd, omdat het koelvermogen van het aggregaat
dan afneemt. Bepaal de afstand „x" (zie afb. 4) tot
de elektronische componenten en andere inbouw-
componenten zodanig dat de vereiste luchtcircula-
tie niet wordt gemodificeerd en daardoor belem-
merd.
8
x
Afb. 4:
Luchtcirculatie in de kast
4.3 Koelaggregaat monteren
U kunt het koelaggregaat naar keuze aanbouwen (1),
gedeeltelijk inbouwen (2) of compleet inbouwen (3):
1
Afb. 5:
Inbouwmethode
Hiertoe dient u overeenkomstig het meegeleverde
boorsjabloon uitsparingen en boringen in de
zijwand resp. de deur van de behuizing aan te
brengen.
Opmerking:
Aggregaten van het type SK 3302.xxx
kunnen alleen worden aangebouwd of
compleet ingebouwd.
Aggregaten van het type SK 3332.xxx
kunnen alleen worden aangebouwd of
gedeeltelijk worden ingebouwd.
Bij de montage van de apparaten
SK 3328.xxx, SK 3329.xxx en SK 3332.xxx
in de TS zij- of achterwand, adviseren wij
de wandhouder TS 8800.071 (zie RITTAL-
handboek).
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding RITTAL koelaggregaat
2
3