4.5.6 Potentiaalvereffening
RITTAL raadt aan om op het aansluitpunt van de
potentiaalvereffening bij wandmontage-koelaggre-
gaten een ader met een nominale doorsnede van
2
minimaal 6 mm
aan te sluiten en in de bestaande
potentiaalvereffening op te nemen.
De aardlitze in de netaansluitkabel geldt volgens de
norm niet als potentiaalvereffeningsader.
4.6 Elektrische installatie uitvoeren
4.6.1 Busaansluiting
(alleen bij de koppeling van meerdere
aggregaten onderling met comfort-
controller)
Via de seriële interface X2 kunnen bij toepassing
van meerdere koelaggregaten m.b.v. de buskabel
(bestelnr. SK 3124.100) maximaal 10 koelaggrega-
ten met elkaar worden verbonden.
Opmerking:
Bij de elektrische signalen van de inter-
face X2 gaat het om lage spanningen (niet
om lage veiligheidsspanningen volgens
EN 60 335-1).
Let bij de koppeling op het volgende:
– Aan the sluiten koelaggregaten spanningsvrij
schakelen.
– Voor toereikende elektrische isolatie zorgen.
– Kabels niet parallel aan de voedingskabels
leggen.
– Op korte kabellengten letten.
Let op!
Bij het laatste slave-koelaggregaat in de
koppeling mag de overgebleven bus
van de Y-kabel SK 3124.100 in geen
geval in de interface X3 van het koelag-
gregaat worden gestoken!
Montage-, installatie- en bedieningshandleiding RITTAL koelaggregaat
4 Montage en aansluiting
4.6.2 Aansluiting X3 voor seriële interface
Op X3 kan de interfacekaart (bestelnr. SK 3124.200)
worden aangesloten. Deze interface dient voor de
communicatie van systeemmeldingen in een PLC,
voor externe parametrering en bewaking of voor
integratie in de gebouwencentrale.
NL
13