3
Kies het belichtingsverschil.
Markeer Belichtingsverschil en druk op 2
om het verschil in belichting tussen de twee
opnamen te kiezen.
De rechts getoonde opties worden
weergegeven. Markeer een optie en druk
op J. Kies hogere waarden voor
contrastrijke onderwerpen, maar merk op
dat het kiezen van een waarde hoger dan
vereist mogelijk niet de gewenste
resultaten oplevert; als Automatisch is
geselecteerd, past de camera automatisch de belichting aan het
onderwerp aan.
4
Kies de hoeveelheid verzachting.
Markeer Verzachting en druk op 2 om te
kiezen met welke hoeveelheid de
overgangen tussen de twee afbeeldingen
worden verzacht.
De rechts getoonde opties worden
weergegeven. Markeer een optie en druk
op J. Hogere waarden leveren een zachter
compositiebeeld op. Er kunnen
onregelmatige schaduwen zichtbaar zijn bij
sommige onderwerpen.
J
191