het uiteinde van het voorste mes 0-9 mm lager staat
dan het uiteinde van het achterste mes (Figuur 51).
13. Als de schuinstand correct is, draait u de
bevestigingsbouten vast (Figuur 51).
14. Als de schuinstand correct is, moet u nogmaals
controleren of het maaidek horizontaal staat; zie
Maaidek horizontaal stellen.
Bandenspanning controleren
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsuren
De juiste bandenspanning voor de voor- en achterbanden
is 138 kPa (20 psi). Controleer de bandenspanning bij
het ventiel (Figuur 52) om de 25 bedrijfsuren of jaarlijks,
waarbij de kortste periode moet worden aangehouden.
De bandenspanning kan het best bij koude banden
worden gecontroleerd.
1. Ventiel
Onderhoud van de koplampen
In de koplampen zit een gloeilamp voor automobielen,
nr. 1156.
Gloeilamp verwijderen
1. Open de motorkap.
2. Maak de stekkers los van beide aansluitpolen van de
lamphouder.
3. Draai de lamphouder 1/4 slag linksom en verwijder
deze uit de reflector (Figuur 53).
Figuur 52
1. Lamphouder
2. Reflector
3. Lippen
4. Druk en draai de lamp zover mogelijk linksom
(ongeveer 1/4 slag) en verwijder deze uit de
lamphouder (Figuur 54).
1. Gloeilamp
2. Metalen pennen
Gloeilamp monteren
1. Houd de twee metalen pennen op de zijkant van de
lampvoet voor de sleuven in de lamphouder
2. Steek de lampvoet in de houder (Figuur 54).
3. Druk de lamp in de houder en draai die zover
mogelijk rechtsom.
4. Houd de lippen voor de sleuven in de
reflector(Figuur 53) steek de lamphouder in de
reflector en draai deze 1/4 slag rechtsom tot de
aanslag.
5. Verbind de stekkers met de polen van de lamphouder.
34
Figuur 53
4. Sleuven
5. Aansluitpolen
Figuur 54
3. Lamphouder
4. Sleuven