1.5 Belangrijke aanwijzingen
De warmtepompmanager
mag uitsluitend door erkende
installatiebedrijven geïnstalleerd en
onderhouden worden.
Wat niet is toegestaan:
het gebruik van niet uitdrukkelijk vrijge-
geven warmtemedia
de verwarming van andere vloeistoffen
dan verwarmingswater
de opstelling van het toestel
a) in de open lucht
b) in ruimten met bevriezingsgevaar
c) in natte ruimten zoals de badkamer
d) in ruimten met explosiegevaar
e) in explosionsgefährdeten Bereichen
het gebruik van het toestel
a)
uiten de temperatuur-inzetgrenzen
b)
zonder een minimale circulatiehoe-
veelheid aan de warmtebron en warmte-
opnemer
Het warmwaterreservoir heeft de
druk van de waterleiding. Tijdens de
verwarming druppelt het uitzettingswater
uit de veiligheidsklep, indien er geen
warmwaterexpansievat is geïnstalleerd.
Raadpleeg uw specialist, indien na
beëindiging van het verwarmen het water
nog steeds blijft druppelen.
1.6 Bediening
De bediening is in drie niveaus onderverdeeld.
Het 1
e
en 2
e
bedieningsniveau zijn zowel
voor de gebruiker als voor de vakman toegan-
e
kelijk. Het 3
bedieningsniveau is aan de
vakman voorbehouden:
e
1
Bedieningsniveau (klepje gesloten)
Hier kunnen de bedrijfstoestanden zoals de
"stand-by"-stand, programmafunctie, continue
dag- en nachtfunctie etc. ingesteld worden.
(zie hfdst. 2.1).
2
e
Bedieningsniveau (klepje open)
Hier kunnen de installatieparameters zoals
ruimtetemperaturen, warmwatertemperatu-
ren, verwarmingsprogramma's etc. ingesteld
worden (zie hfdst. 2.2).
e
3
Bedieningsniveau (alleen voor de vak-
man)
Dit niveau is met een code beveiligd en mag
alleen door de vakman gebruikt worden. Hier
worden data vastgelegd die specifiek betrek-
king hebben op warmtepompen en installaties
(zie dazu Abschnitt 2.10).
Het belangrijkste in het kort
Instellingen
Alle instellingen verlopen volgens hetzelfde
schema:
Bij het openen van het klepje wordt de ma-
nager in de programmeerstand geschakeld.
Onder op de display op de installatieparame-
ter ruimtetemp. 1 verschijnt een wijzersym-
bool .
Door aan de
-knop te draaien kunt u de
wijzer op de installatieparameter brengen die
u wilt wijzigen.
Druk, om de waarden van de
installatieparameters te wijzigen, de PRG-
toets in. Zodra het rode controlelampje
boven de PRG-toets gaat branden, kunt
u met de draaiknop de actuele waarde
wijzigen. Druk vervolgens opnieuw de
PRG-toets in. Het controlelampje gaat
uit en de nieuwe ingestelde waarde is
opgeslagen. Als het rode controlelampje,
boven de PRG-toets, na het opslaan niet
uitgaat, kunnen andere waarden bij deze
parameter door het nogmaals indrukken
van de PRG-toets gewijzigd worden. Pas
als het rode controlelampje uit is, kan het
programmeren worden beëindigd.
Programmeren beëindigen
Na het invoeren en opslaan van de
gewenste parameterwijzigingen, kunt u
het proces beëindigen door het klepje te
sluiten. Wilt u echter nog meer wijzigingen
uitvoeren, draai dan aan de draaiknop tot in
het display de melding TERUG verschijnt
en druk vervolgens de PRG-toets in. Zo
keert u terug naar het vorige niveau. Als het
klepje met de PRG-toets gesloten wordt,
terwijl het controlelampje nog brandt, keert
de manager terug naar de uitgangspositie.
De gewijzigde waarde is niet opgeslagen.
Bij de eerste ingebruikname wordt
er een installatiecheck uitgevoerd,
d.w.z. alle voelers die op dat moment zijn
aangesloten, worden bij het opvragen op
de display weergegeven. Voelers die niet
voor het aanbrengen van de spanning aan-
gesloten zijn, worden door de manager niet
geregistreerd en dus niet weergegeven. Het
wijzersymbool slaat de installatieparameter
over.
Voorbeeld: Als de warmwatervoeler bij de
eerste ingebruikname niet aangesloten is,
worden de installatieparameters warmwater-
temp. en warmwaterprogr. overgeslagen. De
waarden kunnen dus niet geprogrammeerd
worden
1.7 Watte doen indien...?
. . .
er geen warm water beschikbaar is of de
verwarming koud blijft:
Controleer de zekering in uw zekeringskast.
Is de zekering uitgeschakeld, schakel haar dan
opnieuw in. Als de zekering na de inschakeling
opnieuw uitgeschakeld wordt, neem dan
contact op met installatiebedrijf.
Neem bij alle overige storingen altijd
contact op met de elektrotechnicus.
3