uitgeschakeld en de warmwatertoevoer
beëindigd. Daarnaast wordt de ingestelde
warmwatertemperatuur overschreven door
de actuele werkelijke warmwatertemperatuur.
27
WW-TARPPEN
Deze installatieparameter mag niet worden
gewijzigd. Deze moet altijd zichtbaar zijn als 1.
28
WW-HYSTERESE
Hier wordt de schakelhysterese bij de
warmwatermodus vastgelegd.
– Inschakelen van de WW-bereiding bij de
ingestelde WW-waarde minus hysterese.
29
ANTI-LEGIONELL
Bij actieve anti-legionellamodus wordt de
warmwaterboiler na 20 keer verwarmen, of
1 keer per week op zaterdag om 01:00, tot 60
°C verwarmd.
REGELDYNAMIEK
30
Instelbereik 0 t/m 30
De ingestelde regelaardynamiek bepaalt de
schakelafstand tussen de compressor en de
stappen van de tweede warmtebron.
Normaliter werkt een vooraf ingestelde
dynamiek snel genoeg en zonder trillingen.
Bij verwarmingssystemen die snel reageren
moet er een kleinere waarde worden
ingevoerd. Bij systemen die zeer langzaam
reageren moet er een hogere waarde worden
ingevoerd.
31
STILSTANDTIJD
Na uitschakelen van een warmtepomp
wordt een stilstandtijd geactiveerd ter
bescherming van de compressor. De vooraf
ingestelde stilstandtijd van 20 minuten mag
normaliter niet worden onderschreden.
Als de stilstandtijd door reparatie of
instelwerkzaamheden verkort moet worden,
moet deze na de werkzaamheden altijd
teruggezet worden op 20 minuten.
RESTSTILSTAND
32
Reststilstandtijd
Door het indrukken van de PRG-toets
kunnen de stilstandtijden van de afzonderlijke
compressoren worden opgevraagd.
33
DIRECTSTART
Bij de ingebruikname kan de werking van de
warmtepomp worden gecontroleerd door
bij alle warmtepompen een directstart uit
te voeren. Bij het in werking treden van de
parameters verschijnt onder in het display
UIT. Door het indrukken van de PRG-toets
wordt de directstart begonnen.
De betreffende pompen worden na de start
ingeschakeld. In het display wordt de waarde
60 naar 0 gereduceerd, en verschijnt in het
display IN.
Vervolgens schakelen de warmtepomp en de
bijbehorende bufferaanvoerpomp in.
U stopt deze functie als u op de PRG-toets
32
drukt of de bedieningsklep sluit.
In het display verschijnt dan weer UIT.
34
RELAISTEST
Door de PRG-toets in te drukken en
vervolgens de draaiknop door te draaien,
kunnen alle relaisuitgangen van de WPM
II afzonderlijk worden aangestuurd. In de
display worden de afzonderlijke uitgangen in
tekstvorm weergegeven.
35
LCD-TEST
Door de PRG-toets één keer in te drukken,
wordt er een LCD-test gestart. In het display
worden alle weergave-elementen één voor
één weergegeven.
36
STORINGSLIJST
Door het indrukken van de PRG-toets wordt
de 1e storingscode weergegeven. Boven in
het display wordt de storing in tekstvorm
weergegeven. Onder in het display verschijnt
het storingsnummer. Door de draaiknop
verder te draaien, blijft u bij de 1e storing,
maar als extra informatie wordt boven in
het display de dag, de maand, het jaar en
het tijdstip waarop de storing is opgetreden
weergegeven.
In totaal kunnen er 20 storingen worden
weergegeven. De storingslijst kan alleen met
een hardware-reset worden gewist.
Voorbeeld:
Op 17-07-03 is om 14:50 de laatste storing
gemeld: in warmtepomp 1 is de hoge- of
lagedrukbeveiliging in werking getreden.
Storing
37
SOFTWARE-WPM
Weergave van de actuele softwareversie in de
WPM II.
38
SOFTWARE-IWS
Door de PRG-toets in te drukken worden
de softwareversies van de afzonderlijke
warmtepompen weergegeven.
39
INSTELLING-IWS
Door het indrukken van de PRG-toets
kunnen de instellingen van de warmtepompen
(draaiknopstand op de IWS), die in de fabriek
zijn ingevoerd, opgeroepen worden en in het
display worden weergegeven.
Bij de WPC moet altijd een 1 zichtbaar zijn.
40
INST -ANALYSE
Functie voor het waarnemen van de toestand
van de installatie tijdens initialiseren of tijdens
bedrijf. Boven in het display geeft het cijfer 1
de warmtepomp weer. Als er een 7 verschijnt,
dan is er een MSM aangesloten.
Onder in het display worden de vrijgegeven
standen weergegeven. Dat betekent nog niet
dat deze ook in bedrijf zijn. De stilstandtijden
van de afzonderlijke warmtepompen moeten
eerst op 0 staan.
De 2-cijferige weergave geeft de interne
berekening van het regelsysteem weer. Zodra
de teller terugloopt, wordt er altijd één stand
geschakeld. Deze berekening is afhankelijk van
de regeldynamiek en van de regelafwijking, zie
parameter 30.
41
DIAGNOSE
Door het indrukken van de PRG-
toets worden na elkaar de aangesloten
busdeelnemers weergegeven.
42
RESET WP
In geval van een storing kan de warmtepomp
gereset worden. Door het indrukken van de
PRG-toets, met de instelling op AAN en het
herhaald indrukken van de PRG-toets wordt
de opgetreden storing gereset.
De compressor treedt na de verstreken
stilstandtijd weer in werking. De storing blijft in
de storingslijst opgeslagen.
43
LOOPTIJDEN
Als u op de PRG-toets drukt, worden
na elkaar de looptijden in uren van de
compressor en de tweede warmtebron
getoond.
De looptijden kunnen alleen met een
hardware-reset worden gewist.