Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Installeren Van De Warmtebenutti Ngsinstallatie - Stiebel Eltron WPC 5 Gebruiksaanwijzing Met Montageaanwijzingen

Inhoudsopgave

Advertenties

Bij een zwevende estrikvloer dienen
voor een geluidsarme werking van
de warmtepomp de estrikvloer en
de contactgeluidsisolatie rondom de
opstellingsplaats van de warmtepomp
uitgespaard te worden (afb. 12).
In de ruimte mag geen sprake zijn van
explosiegevaar door stof, gassen of dampen.
Het grondoppervlak van de
opstellingsruimte moet tenminste 3 m
bedragen, waarbij het volume van 6 m
minder mag worden.
Als de WPC samen met andere
verwarmingstoestellen in een stookruimte
wordt opgesteld, dient gegarandeerd te
worden, dat de werking van de andere
verwarmingstoestellen niet nadelig wordt
beïnvloed.
Het grondoppervlak van de opstellingsruimt
2.9.3 Installeren van de
warmtebroninstallatie voor WPC met
warmtebron brine.
De warmtebroninstallatie voor de brine/
water-warmtepomp moet worden uitgevoerd
volgens de ontwerpgegevens van Stiebel
Eltron.
Toegestane brine:
– Ethylenglykol
– Propylenglykol
Wärmeträgerflüssigkeit als Konzentrat
Bestell-Nr.: 161696
– Wärmeträgerflüssigkeit als Fertiggemisch
Bestell-Nr.: 185472
2.9.3.1 Circulatiepomp en benodigde
volumestroom
Voor voldoende aanvoer van brine is in
de wamtepomp reeds een circulatiepomp
ingebouwd. Het maximaal beschikbare
externe drukverschil kunt u zien in het
schema op blz. 15.
Bij elke mogelijke brinetemperatuur dient de
volumestroom voldoende te zijn, hetgeen
betekent:
– Nominale volumestroom bij een
brinetemperatuur van 0 °C met een
tolerantie van +10 %.
2.9.3.2 Aansluiting en brinevulling
Alvorens de warmtepomp wordt aangesloten,
dient het broncircuit op dichtheid
gecontroleerd en grondig doorgespoeld te
worden.
Nach dem Füllen der Anlage mit Sole und vor
der Erstinbetriebnahme muss der Füll- und
Entleerungshahn (Pos. 24, Abb. 3, Seite 13)
so lange geöffnet werden, bis Sole aus ihm
austritt. Es darf kein Wasser in der Leitung
zum Füll- und Entleerungshahn verbleiben.
Bepaal het volume van het broncircuit. Het
brinevolume in de warmtepomp kan met
behulp van de onderstaande tabel vastgesteld
worden.
Warmtepomp
Brinevolume
WPC 5
WPC 7
WPC 11
WPC 13
Het totale volume komt overeen met de
benodigde brinehoeveelheid, die moet
bestaan uit 33 vol. % onverdund Ethylenglykol
en 67 vol. % water.
Mengverhouding
1 eenheid onverdund Ethylenglykol met 2
eenheden water (max. chloridegehalte van het
water 300 ppm) vermengen en pas dan de
installatie hiermee vullen.
2
3
rineconcentratie controleren.
niet
De dichtheid van het Ethylenglykol-
watermengsel vaststellen (b.v. met areometer).
Aan de hand van de gemeten dichtheid en
temperatuur kan de aanwezige concentratie
van de grafiek (afb. 13) worden afgelezen.
De genoemde capaciteitsgegevens
hebben betrekking op het
Ethylenglykol. Bij toepassing van
propyleenglycol en de Stiebel Eltron
solevloeistof (best.nr: 185472) wijken
de genoemde capaciteitsgegevens (zie
„Technische gegevens") enigszins af.
Ter voorkoming van geluidsoverdracht dient
het warmtebroncircuit met de meegeleverde
flexibele drukslang met steekaansluitingen aan
de warmtepomp te worden aangesloten.
Alle brineleidingen dienen van een
diffusiedichte warmte-isolatie te worden
voorzien.
Let op de juiste aansluiting van de brine-
aanvoer- en -retourleidingen (afb. 12).
2.9.3.3 Controle van de volumestroom
(uitvoeren bij eerste inbedrijfname
warmtepomp)
De aanvoer- en retourtemperatuur aan
de bronzijde meten. Hiervoor aan de
aansluitleidingen van de warmtepomp,
onder de isolatie, op grond van de beide
meetwaarden het temperatuurverschil
vaststellen. De grafiek (afb. 14) geeft de
temperatuurspreiding weer bij de nominale
volumestroom.
Bij het gebruik van de WPC als
aardwarmtewarmtepomp moet men
in de WPM de parameter 11 van de
ingebruiknamelijst op ethyleenglycol of
kaliumcarbonaat (indien de Stiebel Eltron
solevloeistof 185472 gebruikt
wordt) instellen, omdat anders bij
brontemperaturen lager dan + 7 °C de
warmtepomp via de invriesbeveiliging
uitgeschakeld wordt.
De broningangstemperatuur kan worden
afgelezen op het display van de WPM onder
de installatieparameter Info Temp.
2.9.4 Installeren van de warmtebenutti
ngsinstallatie
2.9.4.1 De warmtebenutttingsinstallatie
(verwarmingscircuit) dient overeenkomstig
5,84 l
de geldende technische richtlijnen uitgevoerd
6,45 l
te worden. Voor de veiligheidstechnische
uitrusting dient DIN 4751 blad 2 in acht
7,06 l
genomen te worden.
7,06 l
Voor de constructie van het
verwarmingscircuit ziet u in het schema op
blz. 15 het maximaal beschikbare externe
drukverschil.
De nominale volumestroom van de
warmtepomp moet bij elke bedrijfstoestand
van de verwarmingsinstallatie worden
verzekerd door een overstroomventiel in te
bouwen.
Om te zorgen, dat bij het vullen van de
installatie de lucht uit de warmtewisselaar
van het tapwatervat kan ontsnappen, moet
de driewegklep Pos.8 (afb. 3 blz. 13) in de
middenstand worden gezet.
Hiervoor dient men de hendel tot het eind
naar links te verschuiven.
Na het vullen en ontluchten van de installatie
moet men op de WPM , onder parameter
„relaistest" gedurende tenminste 10 seconden
de relaisuitgang „WW ventiel" aansturen.
Voor de aansluiting op de warmtepomp
dient de verwarmingsinstallatie op dichtheid
gecontroleerd, grondig doorgespoeld, gevuld
en zorgvuldig ontlucht te worden.
Er dient voor gezorgd te worden dat de
verwarmingsaanvoer- en retourleiding op de
juiste manier zijn aangesloten (afb. 12).
Ter vermindering van de geluidsoverdracht
van het watercircuit moeten de meegeleverde
flexibele drukslangen met steekaansluitingen
worden gebruikt.
De warmte-isolatie dient overeenkomstig
de verordening voor verwarmingsinstallaties
uitgevoerd te worden.
2.9.4.2 Bufferreservoir
Die WPC ist so konzipiert, dass zur hydrauli-
schen Entkopplung der Volumenströme
imWärmepumpenkreis und Heizkreis
keinPufferspeicher erforderlich ist.
Wordt er een bufferreservoir gebruikt,
dan dient bij de inbedrijfname van de
WPC de brug tussen de klemmen X4/5
(pomp) en X4/8(HKP) verwijderd te
worden. De retourtemperatuurvoeler B2,
die op de klemmen X2/2(B2) en X2/3(B2)
is aangesloten, moet uit de huls op de
retourleiding van de warmtepomp getrokken
worden en in de dompelbuis van het
bufferreservoir geschoven worden.
Die Speicherladepumpe ist in die
WPCeingebaut. Bei der Auslegung der
Verrohrungzwischen Wärmepumpe und
Pufferspeicherist die maximal verfügbare
externe Druck-differenz dem Diagramm auf
Seite 15 zuentnehmen.
2.9.4.3 Warmte-energiemeters
Bij de inbouw van warmte-energiemeters
bij de verwarmingszijde dient rekening
gehouden te worden met het bijkomende
21

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

Wpc 7Wpc 10Wpc 1322 02 5122 02 5222 02 53 ... Toon alles

Inhoudsopgave