Aansluiting van een circulatieleiding
Door de warmteverliezen van de
circulatieleiding en het elektrische
energieverbruik van de circulatiepomp daalt
het rendement van de installatie. Indien
mogelijk dient u van de circulatieleiding af
te zien. Indien dit niet mogelijk is, dient de
circulatiepomp bij de constructie thermisch en
qua tijd te worden geregeld.
De circulatieleiding dient door middel van een
T-stuk in de koudwateraanvoer rechtstreeks
aan het apparaat te worden gekoppeld.
2.9.4.6 Elektrische aansluiting
De elektrische aansluiting moet bij het
verantwoordelijke energiebedrijf aangemeld
worden. De aansluitwerkzaamheden
mogen alleen door een erkende installateur
overeenkomstig deze instructies uitgevoerd
worden!
Het toestel voor het begin van de
werkzaamheden op de schakelkast
spanningsvrij schakelen.
Neem VDE 0100 en de voorschriften van het
plaatselijke energiebedrijf in acht.
De WPC moet m.b.v. een extra voorziening
over een minimale afstand van 3 mm alpolig
van het net kunnen worden losgekoppeld.
Hiervoor kunnen veiligheidsschakelaars,
functieschakelaars, zekeringen etc. gebruikt
worden, die aan de installatiezijde aangebracht
moeten worden.
De aansluitklemmen bevinden zich in de
schakelkast van de WPC (afb. 15, blz. 24),
achter de onderste kap aan de voorkant.
Alle aansluitleidingen en de voelerleidingen
moeten door de speciale doorvoeren in de
achterwand geleid worden (pos. 1 in afb. 9).
De compressor kan slechts in één
draairichting functioneren. Als de
compressor niet opstart, verander dan de
richting van het draaiveld door twee fasen
te verwisselen. Het draaiveld kan m.b.v.
de rode diode van het fasecontrolerelais
gecontroleerd worden (afb. 15). Brandt de
rode diode, dan is het draaiveld op de juiste
wijze aangesloten.
Nadat alle electrische verbindingen zijn
gemaakt, kan de aansluitstrip (X3) afgedekt en
verzekerd worden (Afb. 15).
Aansluitvermogen van de bijverwarming,
Voor een acceptabel warmwatercomfort
dient de aanvullende verwarming te worden
aangesloten!
Op de sticker onder het typeplaatje moet het
hokje van het betreffende
vermogen worden gemarkeerd.
2.9.5.10 Voelermontage
De temperatuurvoelers zijn van beslissende
invloed op het functioneren van de
verwarmingsinstallatie. Daarom dient er op
een correcte zitting en goede isolering van de
voelers gelet te worden.
Buitenvoeler AFS 2 (in de extra
verpakking)
Breng de buitenvoeler
op een noordelijke of
noordoostelijke wand aan.
Minimale afstanden: 2,5 m
van de grond, 1 m zijwaarts
van ramen en deuren. De
buitentemperatuurvoeler
dient weerbestendig,
onbeschermd en niet boven ramen, deuren
en luchtkokers aangebracht en niet direct aan
zonlicht blootgesteld te worden.
De buitentemperatuurvoeler dient op de
klem X2/6(T (A)) en het Groundklemblok
X26 van de WPC aangesloten te worden.
Montage:
Deksel verwijderen, onderste gedeelte met
meegeleverde schroef bevestigen, leiding
inbrengen en aansluiten, deksel plaatsen en
hoorbaar inklikken.
Aanlegvoeler AVF 6 (bestelnr.: 165341)
Deze voeler is
nodig bij het gebruik
van een tweede
warmtebron of van
een mengcircuit.
Montageaanwijzing:
buis goed
schoonmaken,
warmtegeleidingspasta
aanbrengen. Voeler
met spanband
bevestigen.
Weerstandswaarden PTC voeler
De in de WPC ingebouwde voelers (retour-,
aanvoer- en brontemperatuurvoelers), de
buitenvoeler AFS 2, de aanlegvoeler AVF 6 en
de PTC-dompelvoeler TF 6A hebben allemaal
dezelfde weerstandswaarden.
Temperatuur in ° C
Weerstand
– 20
– 10
0
10
20
25
30
40
50
60
70
80
90
100
Afstandsbediening FE 7 (bestelnr.: 185579)
Aansluittekening
FE7/1
FE7/3
Groud/voeler
Met de afstandsbediening FE 7 kunnen
de ingestelde ruimtetemperatuur voor de
verwarmingscircuit 1 of 2 met ca. 5 graden en
de bedrijfstoestand gewijzigd worden.
De afstandsbediening moet op de klemmen
X2/11 (afstandsbed. 1), X2/12 (afstandsbed.
3) en het Groundklemblok X26 van de WPC
aangesloten worden.
De afstandsbediening bestaat uit de volgende
bedieningssystemen:
een draaischakelaar voor de wijziging van
de ingestelde ruimtetemperatuur
een draaischakelaar met de volgende
standen:
Programmafunctie
Continue nachtverlagingsfunctie
Continue daginstelling
De afstandsbediening werkt alleen in de
programmafunctie.
in Ω
1367
1495
1630
1772
1922
2000
2080
2245
2417
2597
2785
2980
3182
3392
23