2.11 Eerste inbedrijfname
De eerste inbedrijfname van het toestel en
de instruering van de operator mogen alleen
door een erkende installateur plaatsvinden.
De WPC dient volgens deze gebruiks- en
montageaanwijzing in bedrijf te worden
gesteld.
Voor de inbedrijfname kan men onze
servicedienst om kostenloze ondersteuning
vragen.
Vóór de inbedrijfname dienen de volgende
punten gecontroleerd te worden:
Verwarmingsinstallatie
Is de verwarmingsinstallatie op de juiste
druk gevuld en de snelontluchter geopend?
Warmwaterinstallatie
Warmwaterboiler vullen, ontluchten en
grondig spoelen.
Werking van veiligheidsventiel controleren.
Temperatuurvoelers
Zijn de buitenvoeler en de retourvoeler
(in combinatie met bufferreservoir) op de
juiste manier aangesloten en geplaatst?
Netaansluiting
Is de netaansluiting vakkundig gerealiseerd?
Het draaiveld op de aansluiting WP (net)
is juist, wanneer bij het aanbrengen van
de spanning op de aansluiting WP (net)
de rode diode van het fasecontrolerelais
brandt.
Brandt de rode diode van het
fasecontrolerelais niet, dan start de
warmtepomp niet op.
Daarna het systeem tot de maximale
bedrijfstemperatuur verwarmen en
nogmaals ontluchten.
Let bij vloerverwarming op de
maximale systeemtemperatuur.
28
2.12
Inbedrijfname
Bij de ingebruikname van de warmtepomp-
installatie dienen naast de instellingen op het
e
2
bedieningsniveau ook de specifieke instal-
latieparameters vastgelegd te worden. Deze
e
worden op het 3
bedieningsniveau met code-
beveiliging ingesteld.
Alle parameters dienen een voor een gecon-
troleerd te worden. De ingestelde waarden
dienen in de kolom ingestelde waarde van
de ingebruiknamelijst in hfdst. 5.8 op pag. 30
genoteerd te worden.
Aanwijzing
Niet alle instellingen
leiden direct tot een wijziging. Sommige instel-
lingen
worden pas onder bepaalde omstandigheden
of na afloop van een wachttijd geëffectueerd.
1
CODE-NR.
Om de parameters in het 3e bedieningsniveau
te kunnen wijzigen, moet de juiste 4-cijferige
code worden ingesteld. In de fabriek is de
code 1 0 0 0 geprogrammeerd. Na het
indrukken van de PRG-toets (controlelampje
gaat branden), kan het eerste getal door aan
de draaiknop te draaien worden geselecteerd.
Door de PRG-toets nogmaals in te drukken,
wordt het getal bevestigd en gaat het tweede
getal van de code knipperen. Door aan de
draaiknop te draaien, kan het tweede getal
van de code worden geselecteerd, etc. Als de
4-cijferige code goed is ingevoerd, verschijnen
er vier streepjes in het display. De toegang tot
het 3e bedieningsniveau is geautoriseerd en
in het display verschijnt CODE OK. Bij het
sluiten en opnieuw openen van het klepje
moet de code opnieuw worden ingevoerd.
Voor het aflezen van instellingen hoeft de
code niet opnieuw te worden ingevoerd.
2
TAAL (SPRACHE)
Druk de PRG-toets in en kies met de
draaiknop een taal. Bevestig vervolgens met
de PRG-toets.
3
KONTRAST
4
WEERGAVEDISPL
Selecteer hier wat er in het display, bij
gesloten klepje moet worden weergegeven.
U kunt kiezen tussen buitentemperatuur,
retourtemperatuur, weekdag met tijd,
warmwatertemperatuur of temperatuur van
het mengcircuit.
5
NOODBEDRIJF:
De storing Fatal Error en het noodbedrijf: de
parameter NOODBEDRIJF kan AAN of UIT
geschakeld worden.
Instelling NOODBEDRIJF op AAN:
Zodra er zich storingen voordoen
waarbij de warmtepomp uitvalt, gaat de
programmaschakelaar automatisch naar de
stand noodbedrijf.
Instelling NOODBEDRIJF op UIT:
Zodra er zich storingen optreden en
de warmtepomp uitvalt, neemt de 2e
WPM
warmtebron voor de verwarming alleen het
vorstbeveiligingsbedrijf over. Daarna kan de
klant zelf de bedrijfstoestand NOODBEDRIJF
kiezen.
INSTALL-SOORT
6
Warmtehoeveelheidteller of zonne-
energiebedrijf
De WPC kan alleen met een
warmtehoeveelheidteller functioneren.
Zonne-energiebedrijf mag niet worden
geactiveerd. Deze parameter kan alleen
worden geselecteerd als de beide in de tekst
genoemde voelers zijn aangesloten.
Bovendien moet een warmtehoeveelheidteller
met reedcontacten zijn aangesloten.
Zodra het installatietype warmte-
energiesyteem op AAN wordt gezet,
kan de impulssnelheid ingesteld worden.
Standaardinstelling voor de impulssnelheid is
1 0 0 0
10. De eenheid is liter/impuls.
Met behulp van de volumestroom en het
temperatuurverschil (voeler 1 op de retour
en voeler 2 op de aanvoer), kan de warmte-
energie worden bepaald.
Onder INFO TEMP kunnen de verschillende
warmte-energiesystemen, zoals de som van
de warmte-energie in kWh, warmte-energie
in kWh overdag, actuele warmte-energie in
watt of de volumestroom in m³/uur worden
opgevraagd.
OPWARMPROGR
7
Opwarmprogramma voor
vloerverwarming
Er zijn in totaal 6 parameters voor het
opwarmprogramma.
Zodra het opwarmprogramma wordt
geactiveerd, kunnen de 6 parameters na
elkaar worden versteld. Het programma
wordt met de parameter OPWARMPROGR
en met de instelling „AAN" gestart.
Vervolgens wordt er verwarmd tot de
ingestelde sokkeltemperatuur (parameter
SOKKELTEMP) bereikt is. Gedurende de
ingestelde tijd (parameter TIJD-E-OPWARM)
wordt de sokkeltemperatuur aangehouden.
Na het verstrijken van deze tijd wordt
er met een verhoging K/dag (parameter
VERHOGING/DAG) verwarmd tot de
maximum sokkeltemperatuur (parameter
OPWARMTEMP-MAX) bereikt is.
Gedurende de ingestelde tijd (parameter
MAX-CONTINUTEM) wordt de maximum
temperatuur aangehouden. Vervolgens wordt,
in dezelfde stappen als bij het opwarmen, de
temperatuur weer verlaagd.
Hiermee is het opwarmprogramma beëindigd.
Zodra er 2 verwarmingscircuits actief
zijn, functioneren beide circuits volgens
het opwarmprogramma (werking met
bufferreservoir en mengcircuit).
Het directe verwarmingscircuit 1
(bufferreservoir met retourvoeler)
neemt de ingestelde waarden uit het
opwarmprogramma over. Aangezien er via
de retourvoeler gereguleerd wordt, is de
werkelijke temperatuur in het bufferreservoir
bij de aanvoer voor de verwarming hoger.
De mengkraan (verwarmingscircuit 2)