7— Knop VERPLAATSEN
Hiermee kunt u geselecteerde bestanden van de ene CF-sleuf naar de andere
verplaatsen.
8— Knop ALLES SELECTEREN
Hiermee selecteert u alle bestanden.
9— Geheugenindicator
Hiermee geeft u de beschikbare hoeveelheid CF-kaartgeheugen weer.
10—Knop SETUP
Hiermee kunt u de plaats instellen waar bestanden moeten worden opgeslagen.
5.9.1 Opgeslagen bestanden zoeken
Opgeslagen bestanden hebben de volgende kenmerken:
•
Type geeft het soort opgeslagen gegevensbestand aan:
SC(M): filmgegevensbestand van maximaal 2000 gegevenspunten opgeslagen met
–
de optie Film opslaan op de werkbalk.
–
SC(S): framegegevensbestand van maximaal 2000 gegevenspunten opgeslagen
met de optie Frame opslaan op de werkbalk.
SC(P): snapshotbestand van één gegevensstroomtransmissie opgeslagen via de
–
knop Snapshot op de werkbalk.
BMP: Schermafbeeldingsbestand opgeslagen via de knop Helderheid/contrast. De
–
knop is ingesteld op de functie Afbeelding opslaan. In het dialoogvenster Gegevens
opslaan is BMP (bitmap) als bestandstype geselecteerd.
JPG: Schermafbeeldingsbestand opgeslagen via de knop Helderheid/contrast. De
–
knop is ingesteld op de functie Afbeelding opslaan. In het dialoogvenster Gegevens
opslaan is JPEG als bestandstype geselecteerd.
SPS: bitmapbestanden die zijn opgeslagen met een oudere versie dan de 7.2-
–
software-update.
Grootte is het percentage beschikbare geheugenruimte.
•
Datum/tijd is de datum en het tijdstip waarop de gegevens zijn opgeslagen.
•
Jaar is het bouwjaar van het voertuig.
•
•
Merk is de voertuigfabrikant.
•
Component is de geteste component.
•
Conditie geeft de status aan (goed, slecht of onbekend).
z
U sluit het scherm Gegevensbeheer als volgt af:
•
Druk op N/X.
5.9.2 Opgeslagen bestanden laden
Met de knop LADEN kunt u opgeslagen schermgegevens bekijken en het scherm afdrukken.
Opgeslagen gegevens bekijken
55