3. Draai het duimwiel (3) omhoog of omlaag
om de koplampen hoger of lager af te stel-
len.
Auto's met xenonkoplampen* zijn uitgerust
met automatische koplamphoogteregeling,
zodat het duimwiel (3) ontbreekt.
Instrumentenverlichting
De instrumentenverlichting brandt, wanneer de
transpondersleutel in stand II staat en de ver-
lichtingsdraaiknop (1) in een van de eindstan-
den. De verlichting wordt bij daglicht automa-
tisch gedimd en valt bij donker handmatig te
regelen.
Rol het duimwiel (5) omhoog of omlaag voor
een fellere of zwakkere verlichting.
Mistachterlicht
Het mistachterlicht kan alleen in combinatie
met de koplampen worden ontstoken.
–
Druk op de knop (4).
Het controlelampje voor het mistachterlicht op
het instrumentenpaneel en het lampje in de
knop branden, wanneer het mistachterlicht is
ingeschakeld.
02 Instrumenten, schakelaars en bediening
N.B.
De regels voor het gebruik van de mistlich-
ten verschillen van land tot land.
Actieve xenonkoplampen*
Lichtbundel actieve/niet-actieve koplampen.
Als de auto is uitgerust met actieve xenonko-
plampen (Active Bending Lights, ABL), draaien
de lichtbundels van de koplampen mee met het
stuurwiel. De functie wordt automatisch inge-
schakeld bij het starten van de motor en is te
activeren/deactiveren met de knop op de mid-
denconsole, zie pagina 64.
Verlichtingspaneel
Dagrijlicht
Om stroom te besparen is het overdag mogelijk
het dagrijlicht (DRL, Daytime Running Light) te
kiezen in plaats van het dimlicht. De in de spoi-
ler gemonteerde dagrijlichten maken gebruik
van de krachtige en zuinige led-techniek.
Druk de knop (2) in en draai de verlichtings-
draaiknop (1) rechtsom naar de eindstand om
automatische dagrijlichten overdag te active-
ren. Een lichtsensor zorgt ervoor dat er bij
schemering of onvoldoende daglicht wordt
overgeschakeld van het dagrijlicht op het dim-
licht. Het lampje in de knop brandt wanneer de
dagrijlichten zijn geactiveerd.
N.B.
Om het stroomverbruik zoveel mogelijk te
beperken worden ook de achterlichten
gedoofd bij automatische overschakeling
van dimlicht op dagrijlicht.
WAARSCHUWING
Dit is een stroombesparingsfunctie die niet
in alle gevallen kan bepalen wanneer de
omgevingsverlichting voldoende of onvol-
doende is bij mist en regen bijvoorbeeld.
Als bestuurder bent u verplicht om de ver-
lichting van de auto altijd af te stemmen op
de heersende omstandigheden en de gel-
dende verkeerswetgeving.
*
Optie/accessoire, zie Inleiding voor meer informatie.
02
67