Hoofdstuk 3: Configuratie en inbedrijfstelling
Wanneer de centrale wordt geconfigureerd voor nevenuitvoerbediening, zal het
niet langer uitgangen activeren die zijn gebaseerd op de eigen logica. Alleen
uitgangen met opdrachten uit het brandmeldnetwerk worden geactiveerd.
Deze bedieningsmode is storingsveilig, dus: wanneer de centrale een storing in
het brandmeldnetwerk constateert, activeert de uitgang met de lokale logica of
de nevenopdrachten.
Standaard is de nevenuitgangbediening van het brandmeldnetwerk
uitgeschakeld voor zelfstandige toepassingen of voor puur conventionele
brandmeldnetwerken waarbij de centrale de uitgang regelt.
Inbedrijfstelling
Voordat u de centrale in bedrijf stelt
Zorg, voordat u de centrale in bedrijf stelt, dat:
•
De centrale correct is geïnstalleerd
•
De netvoeding 110 of 240 VAC is en of de netvoeding correct is aangesloten
en voldoet aan alle vereisten die in "Voedingseenheid aansluiten" op pagina
20 beschreven zijn
•
Er geen kortsluiting of open circuits in een van de groepencircuits optreedt
•
Alle groepen de correcte eindelijnsafsluiting hebben, zoals in
"Afsluitingsgroepen" op pagina 14 wordt beschreven
•
Alle handbrandmelders de correcte weerstand voor het identificeren van
alarmen hebben, zoals in "Handbrandmelders aansluiten" op pagina 14 wordt
beschreven
•
Er rekening is gehouden met de polariteit van alle signaalgevercircuits en of
alle eindelijnsweerstanden geïnstalleerd zijn zoals in "Signaalgevers en
andere alarmmeldapparatuur aansluiten op bewaakte uitgangen" op pagina
18 wordt beschreven
•
Alle geïnstalleerde optionele apparatuur (doormeldapparatuur, alarmen,
storingsrelais) correct is aangesloten
•
De accu's correct zijn aangesloten en aan alle in "Accu's aansluiten" op
pagina 21 beschreven eisen voldoen
•
De systeemconfiguraties van alle brandalarm- en ontruimingspanelen
voldoen aan de overeenkomende bedieningsmode en lokale regelgevingen
60
1X-E4-serie Installatiehandleiding