Doormeldapparatuur aansluiten op bewaakte uitgangen
Sluit de doormeldapparatuur aan zoals in onderstaande Tabel 13 is aangegeven.
Tabel 13: Doormeldapparatuur aansluiten
Bedieningsmodus
NEN 2575 (EN 54-13
uitgeschakeld)
NEN 2575 (EN 54-13
ingeschakeld)
Opmerking:
De doormeldfunctie onder bedieningsmode EN 54-13 maakt geen
onderscheid tussen automatische en handmatige alarmen. Als u dit onderscheid
wel wilt, moet u een 2010-1-SB-uitbreidingskaart installeren en voor elk
waarschuwingstype een andere uitgang gebruiken.
De storingsmeldinguitgang aansluiten op externe apparatuur
Opmerking:
Deze functie is alleen beschikbaar in de EN 54-13 mode met een
bewaakte 2010-1-SB-uitbreidingskaart geconfigureerd voor voorinstelling 35.
Zie "Voorinstellingen van uitbreidingskaart" op pagina 80.
Sluit de externe apparatuur aan op de OUT3-uitgang op de bewaakte
2010-1-SB-kaart. De bedrading moet worden teruggeleid naar de centrale, naar
de bewaakte kaart van de 2010-FS-EOL-gebruiker die is aangesloten op
INPUT2, zoals hieronder wordt aangegeven.
Afbeelding 9: Aansluiten op storingsmeldinguitgang
1. 2010-FS-EOL-gebruikerskaart
2. PCB-aansluitingen van de centrale
3. Aansluitingen van de 2010-1-SB-uitbreidingskaart
1X-E4-serie Installatiehandleiding
Uitgangsklasse
Klasse B
Klasse A
Doormelding
(automatisch)
OUT5
OUT5, OUT6
Hoofdstuk 2:
Installatie
Doormelding
(handmatig)
OUT6
OUT5, OUT6
19