Gebruikershandleiding | Packregelaar, type AK-PC 782A
Beveiligingsfuncties
Minimale zuigdruk
Max. zuigdruk
Maximale condensordruk
Maximale persgastemperatuur
Minimale/maximale oververhitting
Beveiligingscircuit van compressoren
Gezamenlijke hogedrukbewaking van compressoren
Beveiligingscircuit van condensorventilatoren
Algemene alarmfuncties met tijdsvertraging
Meer over de diverse functies
Compressor
Regeling van maximaal 10 MT- en 8 IT-compressoren
en maximaal 4 LT-compressoren. Alle met een maximum
van 3 capaciteitskleppen per compressor.
Compressor 1 en 2 kunnen frequentiegeregeld worden.
De volgende signalen kunnen als regelsensor worden gebruikt:
Po – zuigdruk
Condensor
Regeling van maximaal 8 stappen.
Ventilatoren kunnen frequentiegeregeld worden, allemaal op één
signaal of alleen de eerste ventilator van een reeks ventilatoren.
Er kan een EC-motor worden gebruikt.
Indien nodig kunnen zowel relais- als solid-state-uitgangen
gebruikt worden.
De volgende signalen kunnen als regelsensor worden gebruikt:
1) Sgc – temperatuur bij de gaskoeleruitlaat (er kunnen
één of twee Sgc-sensoren worden geconfigureerd).
2) S7 – Mediumtemperatuur (warm)
(Pc wordt nu gebruikt als hogedrukbeveiliging).
Frequentieregeling van condensorventilatoren
Deze functie heeft een analoge uitgang nodig.
Voor het starten en stoppen van de frequentieregeling
kan een relaisuitgang gebruikt worden. De ventilatoren
kunnen ook door relaisuitgangen geschakeld worden.
Pulsbreed modulerend ontladen
Bij gebruikmaking van een compressor met PWM-ontladen,
moet het ontladen worden aangesloten op een van de vier
solid-state-uitgangen in de regelaar.
3. Aansluitingen
Hieronder volgt een overzicht van mogelijke aansluitingen.
De tekst komt overeen met de tabel op de volgende bladzijde.
Analoge ingangen
Temperatuursensors
• Ss (zuiggastemperatuur)
Moet altijd worden gebruikt bij compressorregeling.
• Sd (persgastemperatuur)
Moet altijd worden gebruikt bij compressorregeling.
• Sc3 (buitentemperatuur)
Wordt gebruikt bij condensorregeling met vlottende
condensordruk.
• S7 (warme mediumretourtemperatuur)
Moet worden gebruikt wanneer de regelsensor
voor de condensor is geselecteerd als S7.
• Saux (1-4), eventueel extra temperatuursensors
Maximaal 4 extra sensors voor het verzamelen van gegevens
kunnen worden aangesloten. Deze sensors kunnen gebruikt
worden voor algemene thermostaatfuncties.
32 | BC245386497365nl-000801
Diversen
x
Extra sensors
x
Inject ON-functie
x
Optie voor aansluiting van extern display
x
Afzonderlijke thermostaatfuncties
x
Afzonderlijke pressostaatfuncties
x
Afzonderlijke spanningsmetingen
x
PI-regeling
x
Max. in- en uitgangen
10
Warmteterugwinning
Er zijn instellingsopties voor warm water en warmtevaten
voor verwarming. De regelaar bestuurt, in de volgende volgorde
van prioriteit: 1 – kraanwater 2 – verwarming 3 – gaskoeler,
die de resterende overtollige warmte verwijdert.
Beveiligingscircuit
Als er signalen moeten worden ontvangen van verschillende
onderdelen van het beveiligingscircuit, moet ieder signaal
apart op een AAN/UIT-ingang worden aangesloten.
Dag-/nachtsignaal voor het verhogen van de zuigdruk
Voor deze functie kan de klokfunctie worden gebruikt,
maar ook een extern AAN/UIT-signaal.
Als er zuigdrukoptimalisatie wordt gebruikt, hoeft er geen
signaal gegeven te worden, dit gaat automatisch.
'Inject ON'-functie
Deze functie sluit alle AKV-kleppen wanneer
wordt verhinderd dat alle compressoren beginnen.
Dit kan worden geregeld via de datacommunicatie
of uitbedraad worden via een relaisuitgang.
Afzonderlijke thermostaat- en pressostaatfuncties
Een aantal thermostaten kan naar wens worden gebruikt.
De thermostaat heeft een sensorsignaal en een uitgang
nodig. In de regelaar kunnen in- en uitschakelwaarden
en eventuele alarmfuncties worden ingegeven.
Afzonderlijke spanningsmetingen
Een aantal spanningsmetingen kunnen naar wens worden gebruikt.
Het signaal kan bijvoorbeeld 0-10 V zijn. De functie vereist een
spanningssignaal en een relaisuitgang. In de regelaar kunnen in- en
uitschakelwaarden en eventuele alarmfuncties worden ingegeven.
Ga naar hoofdstuk 5 voor meer informatie over bovenstaande functies.
• Stw 2, 3, 4 en 8 (temperatuursensors voor warmteterugwinning)
Moeten worden gebruikt bij het afstellen van warm kraanwater.
• Shr 2, 3, 4 en 8 (temperatuursensors voor warmteterugwinning)
Moeten worden gebruikt bij het afstellen van het
warmtevloeistofvat voor verwarming.
• Sgc (temperatuursensor voor gaskoelingsregelaars) Moet ten
hoogste één meter na de gaskoeler worden aangebracht.
• Shp (temperatuursensor, als het koelmiddel buiten
de gaskoeler om kan worden geleid)
Druktransmitters
• P0-zuigdruk
Moet altijd worden gebruikt bij compressorregeling
(vorstbescherming).
• Pc-condensatiedruk
Moet altijd worden aangesloten in combinatie met
compressor- en/of condensorregeling (beveiliging).
• Prec. druk in olievat. Moet worden gebruikt voor
de drukregeling in het vloeistofvat.
• Pgc-gaskoelerdruk.
• Prec. drukmeting in het CO2-vat.
© Danfoss | Climate Solutions | 2022.08
7
x
4 + 1
5
5
5
3
220