Inhoudsopgave
Advertenties
Gebruikershandleiding | Packregelaar, type AK-PC 782A
5.11 KPI- en COP-berekeningen
Principe
De regelaar kan de primaire KPI-parameters berekenen en
een schatting geven van de efficiëntie van de zuiggroep (de
prestatiecoëfficiënt, COP). Deze waarden worden berekend voor
elke zuiggroep (MT, LT, IT) om aan te geven hoe efficiënt ze zijn in
het leveren van koeling bij de diverse zuigdrukniveaus.
De KPI's en COP's worden berekend alsof de installatie bestaat
uit drie afzonderlijke koelcycli: MT, LT en IT. LT koelt op LT-niveau
en voert warmte af op MT-niveau (zie gedetailleerde beschrijving
onder 'KPI's voor LT-zuiggroep'). IT werkt afzonderlijk, parallel aan
MT, waardoor MT minder koeling hoeft te leveren.
Het relatief lage aantal sensors en de compressorstatus die voor
de KPI's voor elke zuiggroep worden gebruikt, vereenvoudigen de
installatieverificatie tijdens de inbedrijfstelling van de installatie en
ook de probleemopsporing (zie gedetailleerde beschrijving over
de KPI's voor elke zuiggroep).
Er worden schattingen gegeven voor de koelcapaciteit, het
compressorvermogen en de afgevoerde warmte.
Opmerking: De COP hangt af van de bedrijfsomstandigheden
en is een schatting in real time van de efficiëntie bij die
specifieke omstandigheden. Wanneer het systeem via de
Systeem Manager verbonden is met de 'Danfoss cloud' , zijn er
meer KPI's beschikbaar. De cloud maakt normalisatie van de
prestatiegegevens mogelijk en voorziet daarmee in benchmarking
tussen verschillende leveranciers. Dat maakt het mogelijk om
verschillende producttoepassingen met elkaar te vergelijken,
zoals met en zonder multi-ejectoren. Deze aanvullende KPI's
worden hier niet gedocumenteerd.
KPI's voor MT-zuiggroep
De COP geeft informatie over hoe efficiënt de MT-zuiggroep
presteert tijdens een afzonderlijke cyclus, zoals weergegeven in
onderstaande afbeelding.
'Koelcapaciteit' is het koeleffect dat door de MT-compressoren
wordt geleverd. Dat omvat het koelen van het persgas uit de
LT-compressoren. 'Warmteafvoer' is de warmte die vanuit het MT-
persgas wordt afgevoerd.
De volgende sensoren moeten worden geconfigureerd om
realistische installatieomstandigheden te meten: Ss, Po, Sd (alle
voor MT-zuiggroep) en Pc, Pgc, Sc3, Shp (Sgc voor configuratie
zonder Shp-sensor).
136 | BC245386497365nl-000801
AK-PC 782A
Sliq
Voorwaarden
• Regeling van zowel de compressorgroep als de gaskoeler
• Warmteterugwinning is niet in de berekening opgenomen.
• Niet geldig wanneer de MT-zuigregeling kan schakelen tussen
twee drukopnemers (Po en Psuc – typisch gebruikt met
lagedruk-multi-ejectoren).
• Alleen de vlottende referentiemodus voor de gaskoeler (met
buitentemperatuur) wordt ondersteund.
• Een aanvullende warmtewisselaar die na de gaskoeler wordt
geïnstalleerd, kan enkel een interne warmtewisselaar zijn
(geen externe subkoeling), met een externe wisselaar zullen de
berekeningen scheef zijn.
• De oververhitting wordt niet ondersteund.
• (Schroef)compressoren met economizer worden niet ondersteund.
• Geforceerde koeling van compressoren wordt niet ondersteund.
Perstemperatuursensors
Deze sensors worden gewoonlijk gebruikt voor de compressor-
en installatieveiligheid en een hoge nauwkeurigheid is meestal
niet vereist. Bij gebruik voor KPI- en COP-berekeningen wordt de
nauwkeurigheid van de metingen cruciaal, om de volgende reden:
• Perstemperatuursensors bij elke compressor worden
sterk aanbevolen omdat die nauwkeuriger zijn dan
een gemeenschappelijke sensor.
• Wanneer een gemeenschappelijke perstemperatuursensor
wordt gebruikt, moet die dicht bij de compressoren worden
geïnstalleerd en mag de leiding niet worden gedeeld met
andere zuiggroepen. Als de configuratie van de installatie dat
niet toestaat, zijn er afzonderlijke perssensors nodig.
• Alle persleidingen en -sensors moeten thermisch zijn geïsoleerd.
CTR
Pgc
Prec
PoMT
PoLT
Pc
© Danfoss | Climate Solutions | 2022.08
Advertenties
Inhoudsopgave
