Rijden op de motorfiets
Let op:
•
In de sleutel is een transponder aan-
gebracht om de startonder breker uit
te schakelen. Houd slechts één
contactsleutel
Wanneer twee contactsleutels in de
buurt van de motorfiets worden
gehouden, kan het signaal tussen de
transponder en de startonderbreker
onderbroken worden. In zo'n situatie
blijft de startonderbreker actief, tot
een van de contactsleutels verwij-
derd wordt.
De motor starten
Waarschuwing
Nooit de motor starten of laten draaien
in een afgesloten ruimte.
Uitlaatgassen zijn giftig en kunnen
binnen korte tijd bewusteloosheid en
de dood tot gevolg hebben.
Gebruik uw motorfiets uitsluitend in
de open lucht of in een ruimte met
afdoende ventilatie.
Voorzichtig
Het waarschuwingslampje voor lage
oliedruk moet kort na het starten van
de motor uitgaan.
Wanneer
het
voor lage oliedruk na het starten van
de motor blijft branden, de motor
onmiddellijk uitschakelen en de oorzaak
vaststellen.
Indien de motor met een te lage olie-
druk draait, ontstaat ernstige motor-
schade.
86
bij
de
motorfiets.
waarschuwingslampje
Speed Triple S
12 14
RPM
10
x1000
N
8
1
6
P
4
25
25.2
2 0
MM
mp/h
1.
Neutraal-indicator
2.
Stand ON (AAN)
3.
Contactschakelaar
4.
Motorstart-/stopschakelaar
RUN (DRAAIEN)
5.
Motorstart-/stopschakelaar
START
De motor starten:
• Controleer of de motorstopschake-
laar in de stand RUN (DRAAIEN)
staat.
• Controleer of de transmissie in neu-
traal staat.
• Zet het contact aan.
• Trek de koppelingshendel helemaal
tegen de handgreep.
• Laat het gas helemaal dicht en
druk op START op de motorstart-/
stopschakelaar tot de motor start.
Deze motorfiets is uitgerust met start-
blokkeerschakelaars. Deze schakelaars
blokkeren de elektrische startinrichting
wanneer de transmissie niet in vrijloop
geschakeld is met de zijstandaard uitge-
klapt.
Als de zijstandaard bij draaiende motor
omlaag wordt geklapt terwijl de trans-
missie niet in vrijloop geschakeld is,
stopt de motor, ongeacht de stand van
de koppeling.
2
4
3
5
-
stand
-
stand