Dagrijlichten (DRL)
Wanneer het contact wordt
ingeschakeld en de dagrijlichtschakelaar
op dagrijlicht is ingesteld, gaat het
waarschuwingslampje voor dagrijlicht
branden.
De dagrijlichten en dimlichten worden
met de hand bediend via een schakelaar
op de linker schakelaarbehuizing, zie
pagina 61.
Waarschuwing
Rij niet langer dan noodzakelijk met het
dagrijlicht (DRL) als het omgevingslicht
zwak is.
Als het donker is, in tunnels, of als de
omgevingsverlichting zwak is, kunnen
de dagrijlichten het zicht belemmeren
of andere weggebruikers verblinden.
Verblinding van andere weggebruikers
of beperkt zicht bij slechte verlichting
kan leiden tot verlies van controle over
de motorfiets en een ongeval.
Let op:
•
Overdag zorgt de dagrijverlichting
ervoor dat de motorfiets beter
zichtbaar is voor andere weggebrui-
kers.
•
In andere situaties moet het dim-
licht worden gebruikt, tenzij de
verkeerssituatie het gebruik van
grootlicht mogelijk maakt.
Algemene informatie
Waarschuwingslampje
brandstofniveau
Het
waarschuwingslampje
het
brandstofniveau
wanneer er nog circa 3,5 liter brandstof
in de tank aanwezig is.
Waarschuwingslampje
bandenspanningscontrolesysteem
(TPMS) (indien gemonteerd)
Waarschuwing
Stop de motorfiets wanneer het waar-
schuwingslampje van het bandspan-
ningscontrolesysteem
brandt.
Rij niet op de motorfiets tot de banden
gecontroleerd zijn en de juiste banden-
spanning hebben in koude toestand.
Let op:
•
Het bandspanningscontrolesysteem
(TPMS) kan op sommige modellen
worden geleverd als optie.
Het
lampje
gaat
alleen
wanneer de bandenspanning voor of
achter onder de aanbevolen spannings-
waarde ligt, of wanneer geen signaal
wordt ontvangen. Het gaat niet branden
wanneer de bandenspanning te hoog is.
Voor meer informatie, zie pagina 70.
gaat
branden
(TPMS)
TPMS-waarschuwings-
rood
branden
voor
rood
27