De toegankelijkheidsfuncties instellen en gebruiken
De toegankelijkheidsfuncties instellen en
gebruiken
Opmerking: Deze functies worden alleen ondersteund op bepaalde printermodellen.
Gesproken begeleiding activeren
Vanaf het bedieningspaneel
1
Houd de 5-toets ingedrukt totdat u een gesproken bericht hoort.
2
Selecteer OK.
Vanaf het toetsenbord
1
Houd de 5-toets ingedrukt totdat u een gesproken bericht hoort.
2
Druk op Tab om de focuscursor naar de OK-knop te navigeren en druk vervolgens op Enter.
Opmerkingen:
•
Gesproken begeleiding wordt ook geactiveerd door de hoofdtelefoon op de hoofdtelefoonaansluiting
aan te sluiten.
•
U kunt het volume aanpassen met behulp van de volumeknoppen onder aan het bedieningspaneel.
Navigeren op het scherm met gebaren
Opmerkingen:
•
De gebaren zijn alleen van toepassing als de gesproken begeleiding is geactiveerd.
•
Schakel de vergrotingsmodus in om zoom- en pangebaren te gebruiken.
•
Gebruik een fysiek toetsenbord om tekens te typen en bepaalde instellingen aan te passen.
Gebaar
Tweemaal tikken
Driemaal tikken
Naar rechts of naar beneden vegen Naar het volgende item op het scherm gaan.
Naar links of naar boven vegen
Pan
Naar boven en naar links vegen
Functie
Een optie of item op het scherm selecteren.
Inzoomen of uitzoomen op tekst en afbeeldingen.
Naar het vorige item op het scherm gaan.
Naar gedeelten van het ingezoomde beeld gaan die buiten de grenzen van het
scherm vallen.
Opmerking: Voor dit gebaar moet met twee vingers over een ingezoomd beeld
worden gesleept.
Een toepassing sluiten en terugkeren naar het startscherm.
21