Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Minimale Dwarsdoorsneden Convectielucht; Ontluchting En Legen; Veiligheidsventiel; Retourtemperatuurverhoging - Spartherm H2O Montage- En Gebruikshandleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

2.4 MINIMALE DWARSDOORSNEDEN
CONVECTIELUCHT
De minimale dwarsdoorsneden voor de convectielucht (luchttoevoer en
luchtcirculatie) in de bekleding resp. de stookkamer moeten worden uitge-
voerd zoals wordt beschreven in de technische gegevens (hoofdstuk ).„1.3
Technische gegevens"
De vakregels voor ter plekke gebouwde kachels van gebakken stenen/pleis-
terwerk en luchtverwarmingssystemen (TR-OL 2006) moeten altijd in acht
worden genomen.
De informatie van de openingsgroottes voor convectielucht geldt voor lucht-
snelheden van 0,75 m/s in warmtehaarden (systemen met warme lucht of
oppervlakteverwarmingen). Indien een combinatie van een open haard en een
gesloten systeem (hypocaustum) is gemaakt, zijn er kleinere openingen voor
luchttoevoer en luchtcirculatie omdat de energie-afgifte over de haardopper-
vlakken in acht moet worden genomen.

2.5 ONTLUCHTING EN LEGEN

Er moet een 1/2" mogelijkheid voor het legen worden gemaakt op het
dieptepunt van de haard en het leidingsysteem. Voor het ontluchten van
de waterwarmtewisselaar zijn de ontluchtingsmogelijkheden die worden
getoond op de afbeeldingen 2a-2f beschikbaar. In de directe omgeving van
het ontluchtingsventiel moet een voldoende grote opening in de bekleding
worden gemaakt waar de bovenste ontluchting plaatsvindt! Ten tweede kan
de onderste ontluchting (in het gedeelte van de aansluitingen aan de ach-
terkant) door de onderhoudsopening in de stookkamer worden bereikt en
gebruikt. Na ingebruikname moet de inbouwhaard meerdere malen worden
ontlucht, omdat het verwarmingswater door de hoge temperaturen ontgast.
Het systeem moet op ieder moment voldoende met water zijn gevuld en
ontlucht. Dit moet vooral worden gecontroleerd als het systeem langere tijd
heeft stilgestaan.
De richtlijnen van de TR-OL met betrekking tot de vrije dwarsdoorsnede van
de ventilatieopeningen en de maximale toevoerluchttemperaturen van 75°C
moeten worden aangehouden! Er worden niet-afsluitbare luchtcirculatie- en
luchttoevoeropeningen aanbevolen om warmteophoping in de stookkamer
uit te sluiten!

2.6 VEILIGHEIDSVENTIEL

In de directe omgeving van de H
getest veiligheidsventiel (bijv. fabrikaat Syr, type 1915) worden gemonteerd
dat bij een overdruk van max. 3,0 bar in werking treedt.. Bij de montage
moet er worden gelet op de informatie van de fabrikant van het veiligheids-
ventiel (onder andere omgevingstemperatuur). Tussen het veiligheidsventiel
en de H
O-haard mag geen afsluitmogelijkheid in het systeem worden geïn-
2
tegreerd. Deze zou het veiligheidsmechanisme kunnen uitschakelen. Verder
moeten alle vereiste veiligheidsvoorzieningen zo in het volledige systeem
worden geïntegreerd, dat een veilig gebruik gewaarborgd wordt. Een eigen
veiligheidsventiel moet ook worden ingebouwd als er één op een andere
plek in het hele systeem beschikbaar is (let op TRD 721!).

2.7 RETOURTEMPERATUURVERHOGING

De H
O-inbouwhaard mag alleen met een geschikte retourverhoging
2
worden gebruikt. Tijdens het gebruik moet de retourtemperatuur minimaal
55 °C/60 °C (zie ) bedragen. Om deze temperatuur te garanderen, moet
een circulatiepomp zo worden ingebouwd, dat deze pas begint te lopen
als de watertemperatuur in de warmtewisselaar 60-65 °C heeft bereikt.
Dit moet worden gerealiseerd met een pompthermostaat (meegeleverd,
bijv. firma JUMO, heatTHERM, Afriso) (zie ). Om niet onder de plaatselijke
dauwpunten te komen en dus afzettingen op de waterwarmtewisselaar
te vermijden, moet altijd een regelaar voor de retourtemperatuur worden
ingebouwd. Hoe langer de leidingen tussen de retourtemperatuurverhoging
en de inbouwhaard zijn, des te langer het duurt voordat in de inbouwhaard
onder het dauwpunt wordt gekomen, omdat het verwarmingswater bij het
NL 24
O-haard moet in de voorloopleiding een
2

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Inhoudsopgave