6 - STANDAARDREGELINGEN EN -OPTIES
6.5 - Capaciteitsbegrenzing
Met het SmartVu
-regelsysteem kan de capaciteit van de eenheid
TM
doorlopend worden geregeld door de maximaal toegestane capaciteit
in te stellen. Capaciteitsbegrenzing wordt uitgedrukt in procenten,
waarbij een maximum waarde van 100% betekent dat er geen
capaciteitsbegrenzing toegepast is.
Het hoofdregelsysteem begrenst de capaciteit van het
apparaat d.m.v. een van de externe opdrachten:
■ Door gebruiker gestuurde potentiaalvrije contacten. Apparaten
zonder de Energie Management Module hebben één contact
(lim_sw1). Apparaten met de energie management module hebben
e e n
e x t r a
c o n t a c t
capaciteitsbegrenzingsniveaus mogelijk zijn (zie paragraaf 3.6.4).
De apparaatcapaciteit mag nooit hoger worden dan het
begrenzingssetpoint dat door deze contacten wordt geactiveerd.
De begrenzing-setpoints kunnen worden aangepast in het
SETPOINT-menu.
■ Met de door het master apparaat ingestelde vertragingslimiet
(master/slave-configuratie).
■ D o o r c a p a c i t e i t s b e g r e n z i n g t i j d e n s n a c h t b e d r i j f . D e
vraaglimietwaarde in de nachtmodus is instelbaar als de waarde
onder de geselecteerde vraaglimiet is.
De capaciteitbegrenzing kan worden geforceerd als het apparaat op
het netwerktype staat.
Begrenzingssetpoint van contact instellen
1. Ga naar het hoofdmenu.
2. Selecteer
Setpoint tabel
(SETPOINT).
3. Stel
Begrenzingssetpoint (1 / 2 / 3)
Schakelaar begrenzingssetpoint 1 [lim_sp1], schakelaar
begrenzingssetpoint 2 [lim_sp2], schakelaar begrenzingssetpoint 3
[lim_sp3]
0 tot 100%
Nachtcapaciteitsbegrenzing instellen
1. Ga naar het configuratiemenu.
2. Selecteer
General Configuration
configuratie).
3. Stel
Night Capacity Limit
Night Capacity Limit [nh_limit] (Nachtcapaciteit limiet)
0 tot 100%
Actieve capaciteitsbegrenzing controleren
1. Ga naar het hoofdmenu.
2. Selecteer
Algemene parameters
3. Controleer
Active Demand Limit Val
capaciteitsbegrenzing).
Active Demand Limit Val [DEM_LIM] (Actieve
capaciteitsbegrenzing)
0 tot 100%
WAARSCHUWING: Onder specifieke bedrijfscondities kan het
vermogen van de unit worden overschreden om de veiligheid van
de unit te garanderen.
6.6 - Capaciteitsregeling
Deze functie past de capaciteit aan door het variëren van het toerental
van de compressor om de waterwisselaartemperatuur op zijn setpoint
te houden. Het regelsysteem houdt doorlopend de temperatuurfout
in de gaten met betrekking tot het setpoint, de snelheid waarmee deze
fout verandert en het verschil tussen de in- en uitgaande
watertemperatuur om het optimale moment te kunnen bepalen waarop
capaciteit moet worden toegevoegd of weggenomen.
Compressoren worden gestart en gestopt in een geoptimaliseerde
reeks om het aantal starts gelijk te maken (waarde gewogen op hun
gebruikstijd). Zie paragraaf 6.13 voor meer informatie over
compressorvolgordes.
44
( l i m _ s w 2 )
w a a r d o o r
[lim_sp1/lim_sp2/lim_sp3] in.
(GENCONF) (Algemene
[nh_limit] (Nachtcapaciteit limiet) in.
(GENUNIT).
[DEM_LIM] (Actieve
6.7 - Nachtbedrijf
Met de nachtmodus kunnen de gebruikers het apparaat configureren
om met specifieke parameters te werken gedurende een
voorgedefinieerde tijdsperiode.
De nachtperiode wordt gedefinieerd door een start- en een eindtijd
die hetzelfde zijn voor elke dag van de week. Gedurende de
nachtperiode, wordt de capaciteit beperkt.
De nachtbedrijfinstellingen en de capaciteitsbegrenzing kunnen
worden geconfigureerd in het Configuratiemenu (GENCONF –
Algemene configuratie).
6.8 - Laag geluidsniveau (optie 15LS)
d r i e
De optie van het lage geluidsniveau wordt gebruikt om het
geluidsniveau te verlagen door het toerental van de ventilatoren te
beperken gedurende een voorgedefinieerde tijdsperiode.
Het "low noise"-bedrijf wordt gedefinieerd door een start- en een
eindtijd die hetzelfde zijn voor elke dag van de week. De 'Low noise'-
instellingen en het maximaal ventilatortoerental kunnen worden
geconfigureerd via het configuratiemenu (GENCONF – Algemene
configuratie).
Het "low noise"-bedrijf verschilt van de "low noise"-optie (15LS). Het
"Low noise"-bedrijf en de "Low noise"-optie zijn compatibel. De
configuratie moet zorgvuldig worden ingesteld om problemen als
gevolg van een te laag ventilatortoerental te voorkomen.
6.9 - Condensordrukregelaar
De condensatiedruk van elk circuit wordt geregeld door variabel-
toerentalventilatoren. De ventilatorsnelheid wordt onafhankelijk van
elkaar in elk circuit geregeld op basis van de buitenluchttemperatuur,
de vloeistoftemperatuur van waterwarmtewisselaar en de
circuitcapaciteit.
6.10 - Lekdetectie van gasvormig koudemiddel
(optie 159)
De regeling maakt de lekdetectie van koudemiddel mogelijk. Twee
extra sensoren die de koudemiddelconcentratie in de lucht detecteren,
moeten worden gemonteerd op het apparaat.
Als een van deze sensoren langer dan één uur een abnormaal
koudemiddelniveau detecteert, wordt het alarm (alarm 10050)
geactiveerd maar blijft de unit werken.
6.11 - Lekkagedetectie van koudemiddel
De regelaar heeft standaard een functionaliteit voor het detecteren
van een gebrek aan koudemiddel. Als het systeem een mogelijk gebrek
aan koudemiddel detecteert, wordt het alarm dat informeert over de
noodzaak van servicewerkzaamheden geactiveerd (10110 voor circuit
A en 10111 voor circuit B).
De koudemiddellekdetectie is gebaseerd op een algoritme dat
bepaalde bedrijfsparameters bewaakt, waaronder koudemiddeldruk
en -temperatuur.
De effectiviteit van het detectiealgoritme is niet gegarandeerd als de
circuitcapaciteit lager is dan 50% en als de uittredetemperatuur van
het water lager is dan 7°C.